Categorie archief: Interview

Op het scherp van de snee: Antoine Van Loocke

Zijn roots liggen in Melle en hij kan sappig Gents praten. Hij is een artiest, een kunstenaar pur sang. En bovendien autodidact.

Antoine Van Loocke is een ambachtelijk messenmaker. Het is te zeggen: hij geeft oude messen een nieuw leven. Hij maakt er artistieke juweeltjes van en gebruikt hiervoor enkel natuurlijke materialen: rot hout, slagtanden van een olifant, leer van schoenzolen, ivoren mariabeeldjes, koraal, parels, een kippenpoot … allemaal recuperatiemateriaal.

Vandaar ook de naam van de tentoonstelling die momenteel loopt in de bibliotheek te Melle: “èw ijzer”. Het is alvast de moeite waard om eens langs te gaan en te kijken hoe een creatieve ziel als Antoine Van Loocke “èw ijzer” en “vurt ijt” nieuw leven inblaast.

©Jan Cornelis, 2017

©Jan Cornelis, 2017

Hoe is dat allemaal begonnen Antoine?

“Messen zijn altijd al mijn passie geweest, messen én natuurlijke materialen. Ik was nog heel jong toen ik al oog had voor mooie materialen: een steen, een stuk hout, een stukje ivoor. Ik had een hele verzameling aangelegd, maar het is pas na mijn veertigste dat al die stukken als een puzzel in elkaar gingen passen en dat ik begonnen ben met messen te maken.”

©https://www.knifeforging.com

©https://www.knifeforging.com

Mogen we stellen dat ‘de patattenscheller’ jouw handelsmerk is?

“Eigenlijk ben ik begonnen met kunstmessen, het is pas in 2006 dat ik daarnaast messen ging maken voor de horeca. Ook het ecologisch aspect kreeg meer en meer belang. Ik wou werken op een manier die zo weinig mogelijk belastend is voor het milieu. Ik probeer bij de bewerking van mijn messen een thermische behandeling te vermijden en ga meestal meteen over tot polijsten. Dit betekent dan dat de krassen die op het oorspronkelijke mes zaten, behouden blijven. Maar dat vind ik net zo mooi: een signatuur van het verleden.

©https://www.knifeforging.com

©https://www.knifeforging.com

Daarnaast vind ik ook ruilen heel belangrijk. Aangezien ik mijn ambacht uitvoer in zelfstandig bijberoep, moest alles altijd zo goedkoop mogelijk worden aangeschaft, liefst via ruilhandel. Vandaar dat netwerken zo belangrijk is en dat ik het contact met veel verschillende mensen koester.”

Je bent de eerste kunstenaar die exposeert in de tentoonstellingsruimte van de vernieuwde bibliotheek. Ben je vereerd?

“Ja hoor, voor mij is dit een thuismatch! Ik drijf nogal graag mijn zin door en hier is dit perfect mogelijk, ik ben mijn eigen curator. Ik kan ook afstand nemen en zo mijn eigen tentoonstelling als het ware als bezoeker bekijken, ik ben anders gefocust. Het is mijn eerste (en naar mijn aanvoelen ook mijn laatste) solotentoonstelling.”

Er is ook een samenwerking met het Designmuseum in Gent?

“Mijn messen zijn hedendaags functioneel design en maken deel uit van de vaste tentoonstelling van het Designmuseum (2 collecties Maarten Van Severen en Co), andere werken en 50 ontwerptekeningen van mij maken ook deel uit van het museumarchief en bovendien worden in de museumshop mijn werken verkocht.”

De tentoonstelling in Melle

Wat is er te zien op de tentoonstelling “èw ijzer”?

Antoine: “In 2004 kreeg ik erkenning door het toenmalige VIZO als ontwerper van interieurobjecten en juwelen, uit de periode 1985 – 2018 zijn enkele stukken te zien die onder deze noemer vallen.

De originele vitrine gemaakt voor Horeca Expo – Chef’s Place (enkel toegankelijk op uitnodiging) kan ik hier in de opstelling 2018 exclusief als ‘sneaky preview’ aan de bezoekers tonen.

Doorlopende projectie van 50 ontwerptekeningen, opgenomen in het Design Vlaanderen Archief (Designmuseum Gent). Alsook mijn laatste originele ontwerptekening.

De stoefkast die normaliter in onze living hangt, maar voor deze gelegenheid in situ te bewonderen is.

Er is een ‘Aanraken mag’ opstelling waar je materialen kan voelen, herkennen en terugvinden in de tentoonstelling enz…

Mijn ‘Prentjesboek’, mee te nemen tot einde voorraad …

En centraal staan zes vitrinetafels die zijn gevuld met handgemaakte unicaten, messen gemaakt uit afval en recuperatie, collateral works, prototypes gemaakt in samenwerking en niet te vergeten het werk van de stagiaires … enz.”

Antoine is elk weekend persoonlijk aanwezig tijdens de tentoonstelling. En hij verwacht jullie. Wedden dat velen meer dan één keer zullen terugkeren om al dat moois te gaan bewonderen?

Praktisch

 Nog tot 22 juli:

Iedere vrijdag, zaterdag en zondag van 9 tot 18 uur

Rondleiding na telefonisch contact: +32 474 28 68 50

Openbare Bibliotheek Melle – Kruisstraat 2A – 9090 Melle

Toegang gratis

Lode Demetter stelt zijn eerste bundel voor: ‘Beachy Head en andere verhalen’

Nu de boekenbeurs er aankomt, gaan we weer op zoek naar literair talent in eigen gemeente. Ver moesten we niet zoeken, want we kregen het eerste boek van Lode Demetter in handen, amper tien dagen na publicatie. Een mooie aanleiding voor een babbel met Lode.

LodeDemetter

Lode is freelance vertaler en copywriter, speelt improvisatietheater en is muzikant.

Beachy Head is een verhalenbundel. Vanwaar de behoefte/nood om deze verhalen te publiceren?

Lode: ‘Of het een echte behoefte is, weet ik niet. Ik wou gewoon een creatief ei kwijt. Eigenlijk wou ik vooral iets afwerken en een tastbaar resultaat uit handen geven.Want weet je, als je een tekst hebt geschreven en je laat die liggen, dan blijf je er wijzigingen in aanbrengen elke keer je de tekst weer in je handen krijgt. Eens de tekst gedrukt en uitgegeven is, is die fase afgesloten. En net dat geeft een goed gevoel.’

Beachy Head

Je hebt het boek in eigen beheer uitgegeven. Waarom?

Lode: ‘Ik heb verschillende uitgeverijen gecontacteerd, maar de meeste nemen geen kortverhalen op in hun portefeuille. Naast een aantal standaardantwoorden waaruit bleek dat sommigen mijn teksten nieteens hadden gelezen, kreeg ik ook een aantal keren zeerpositieve feedback op mijn schrijfstijl. Maar meestal klonk hetzelfde liedje: “Kortverhalen verkopen niet, meneer”.

Twee uitgeverijen waren wel geïnteresseerd, maar de ene werkte met crowdfunding, wat me niet zo aansprak. De andere was een uitgeverij uit Nederland die het boek ‘ook zou aanbieden in Belgische boekwinkels’ …

Ach, het is een heel gedoe met die uitgeverijen. Zij zijn in de eerste plaats bezig met hun economisch model. Mij gaat het om de inhoud, het schrijven, de creativiteit. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om zelf 100% baas te blijven over mijn eigen creatie. Dat ik getrouwd ben met een fantastische grafisch vormgeefster, maakte het nog makkelijker om uit te geven in eigen beheer. Aan contacten met drukkerijen hebben we geen gebrek.  ‘

Denk je al aan een volgend boek?

Lode: ‘Misschien komt dat er wel over enkele jaren, maar ik ben er nog niet mee bezig. We zien wel. Ik blijf sowieso schrijven, zonder mezelf druk op te leggen.

Ik organiseer nu enkele huiskamerconcerten waarbij ik enerzijds voorlees uit ‘Beachy Head’ en anderzijds muziek breng op gitaar en/of piano. Vanaf volgende maand zijn er een zestal dergelijke optredens gepland, en er zullen voorstellingen volgen in een paar bibliotheken. Ik doe dit solo.’

Treed je altijd solo op of ook in groep?

Lode: ‘Ik speel ook in bandjes, onder meer bij de ‘Birdcorner Pops’ in Melle, en bij het improtheater van ‘De Nonsens Alliantie’ combineer ik acteren met muziek spelen.

Ik denk wel dat  het improviseren op scène ook zijn stempel drukt op de manier waarop ik schrijf. Verder zoek ik als wandelaar graag de natuur op. Onderweg ga ik vaak aan het fantaseren naar aanleiding van wat ik zie of ervaar.’

Het is in je verhalen niet altijd duidelijk waar de grens ligt tussen fictie en realiteit.

Lode: ‘Dat klopt. Door het improtheater heb ik geleerd mijn hoofd leeg te maken, er zijn geen grenzen. Daardoor ontstaan soms leuke gedachten waaruit een verhaal groeit.

Sommige verhalen zijn deels echt gebeurd, maar ook weer niet helemaal. Ik vind het leuk om de waarheid te pimpen. In elk geval moeten al mijn verhalen als fictie worden beschouwd.’

Wat ik persoonlijk leuk vind is dat veel van je verhalen zich op een bepaalde (herkenbare) locatie afspelen.

Lode: ‘Inderdaad. Dat komt doordat ik vaak onderweg situaties oppik waarop ik verder borduur, meestal terwijl ik wandel. Het verhaal ‘De Hondenhater’ is ontstaan door iets wat ik zag op een paar stappen van waar ik woon.’

Waarom gaf je de verhalenbundel de titel “Beachy Head”?

Lode: ‘Omdat dit de titel is van het langste verhaal uit de bundel, vond ik dat een voor de hand liggende keuze. Dat titelverhaal speelt zich af nabij een van mijn favoriete plekken in Engeland.’

Besluit

De verhalenbundel van Lode Demetter leest als een trein. Korte en minder korte verhalen wisselen elkaar af. De taal is ongecompliceerd maar rijk aan beelden. Humor voert de hoofdtoon, maar het verhaal “Beachy Head” heeft veeleer een tragische inhoud.

Lode beschrijft soms heel herkenbare toestanden, dan weer neemt hij een loopje met de realiteit. Maar net dat maakt het spannend, want als lezer vraagt je je regelmatig af: “Zou het … ?”

Praktisch

Meer informatie vind je op de website Ape-Translations of op deze facebookpagina.

Het boek kost 10 euro (exclusief verzendkosten) en kan worden besteld via mail aan lode@ape-translations.be.

Guy Timmerman zegt het met beelden

Guy Timmerman exposeert de komende weken in de tentoonstellingsruimte Transept (en in de tuin er rond) van PC Caritas. We gingen twee keer kijken: een keer overdag en een keer ’s avonds – want de beelden van Guy Timmerman leven mee met licht en duisternis. We hadden ook een gesprek met de kunstenaar. 

Armen omphoog 2

De mens

De sculpturen van Guy Timmerman stellen allemaal ‘de mens’ voor, in alle mogelijke houdingen en dimensies, groot of klein, met of zonder attributen. Meestal kloppen de proporties niet en toch zijn ze op de een of andere manier harmonisch. Wat opvalt: elk beeld ademt een unieke sfeer uit, drukt een emotie uit, en geen twee beelden zijn dezelfde.

peren

‘Het is logisch dat ik beelden maak van mensen, vanuit mijn mens-zijn’, zegt Guy, ‘ons lichaam is zó belangrijk. We willen graag geloven dat ons lichaam van ons is, wij dénken dat,  maar niets is minder waar … plots wordt ons lichaam ziek of begint het een kanker te ontwikkelen en wij hebben daar absoluut geen vat op.’

Guy Timmerman houdt een pleidooi voor de taal van het beeld, voor de zintuiglijke waarneming. ‘Ik hou van verrassingseffecten,’ zegt Guy, ‘ik zeg altijd aan mijn leerlingen dat ze naar hun creaties moeten kijken als stonden die op een rond punt: je mag nooit aan één kant alles prijsgeven, telkens je het van een andere invalshoek bekijkt, moet je iets nieuws kunnen (laten) zien.’

beeld3 beeld2beeld1

Het ontstaan van een beeld

‘Voor ik beelden maakte, heb ik tien jaar getekend, mijn tekeningen blijven het kloppend hart van mijn werk.’ Op deze schetsen kan je letterlijk zien hoe een werk tot stand komt, er worden als het ware verschillende houdingen uitgetest. De houding van het beeld is enorm belangrijk.

‘Ik zit soms lang te broeden op een creatie’, verduidelijkt Guy. ‘Er zit een wereld in mijn hoofd waar het lekker vertoeven is, die in veel verschilt van de wereld waarin wij leven. Maar mijn ontwerpen moeten wel kloppen met de wereld buiten mijn hoofd. Wat ik zie, bijvoorbeeld in het televisiejournaal, heeft soms een grote impact op mij, ik neem veel indrukken zwaar binnen.’

Verwoorden wij het juist dat Guy Timmerman de indrukken die hij binnenkrijgt van de wereld rond hem en de gevoelens die hij daarbij ervaart, tot uitdrukking probeert te brengen in zijn beeldhouwwerken?

Uitdaging

Waar Guy enorm van houdt, zijn fysieke uitdagingen: ‘Bepaalde beelden vragen gewoon om in groot formaat te worden uitgevoerd. Een beeld dat groter is dan de mens die het creëerde kan heel imposant zijn.’

de wolken doorprikkend de wolken doorprikkend3

‘Wat ook enorm boeiend is’, zegt Guy, ‘is dat bij grote kunstwerken vaak met heel veel factoren moet rekening gehouden worden: de stabiliteit van het beeld, de interactie met de omgeving waarin het zal geplaatst worden, de fysieke mogelijkheid om het uit te voeren tout court: soms moet ik raad vragen aan ingenieurs en komen er ingewikkelde berekeningen aan te pas, maar daar hou ik dus van.’

bellenblazerZo denkt Guy er bijvoorbeeld over na om een beeld te creëren van enkele meters hoog dat echt bellen blaast. Er bestaat al een machine die bellen blaast, maar die is te groot en te zwaar om in het hoofd van een beeld geplaatst te worden, bovendien moet het mogelijk zijn de bellenblazer regelmatig bij te vullen zonder telkens weer een hoge ladder te moeten opklimmen. Dit is een project waar grondig denkwerk en studies zullen aan voorafgaan vooraleer met de creatie ervan kan worden gestart.

Voorbeelden

Timmerman liet zich voor zijn tekeningen in het begin vooral inspireren door René Magritte (La Condition Humaine) en hij heeft veel bewondering voor het werk van Auguste Rodin.kijk omhoog blauw

Hij vertelt hoe Rodin ooit de opdracht kreeg een standbeeld te maken van Honoré de Balzac en daaraan begon door eerst onderzoek te doen en materiaal te verzamelen. Hij maakte talloze versies van het beeld, maar worstelde met de impasse een sierlijk beeld te maken van de kleine en corpulente Balzac. Tot hij op een avond bij kaarslicht zag hoe zijn kamerjas rond zijn eigen lichaam gedrapeerd was en hij zijn oplossing had gevonden.

Een heerlijk verhaal dat Guy met passie vertelt, al beweert hij zelf dat hij de taal van het woord niet zo goed beheerst als de taal van het beeld. De vraag is of dat ook nodig is, als je de kunst bezit om je gedachten en gevoelens op zo’n doorleefde manier in en door beelden tot uiting te brengen.

(Verder informatie vind je op de website van Guy Timmerman)

Interview: Jacques Vermeire

Op 19 oktober staat Jacques Vermeire met zijn show ‘5 voor 12’ in Studio M te Melle. Wij hadden hierover op voorhand een gesprek met Jacques. Hij gaat er nog altijd met veel enthousiasme tegenaan, ook na reeds meer dan honderd opvoeringen van ‘5 voor 12’

Jacques Vermeire

Wat mag het publiek verwachten van 5  voor 12? Ligt deze show in de lijn van de vorige zaalshows?

Jacques: ‘Ik heb geprobeerd het verleden niet te begraven en links naar vroeger te behouden, maar er ook iets extra aan toe te voegen. Het optreden duurt twee keer één uur. Ik kom als Jacques Vermeire het podium op, niet als typetje dat door een aanbrenger wordt aangekondigd. Ik sta als Jacques op de planken en maak zelf de verbindingen tussen sketches en monologen. Voor de sketches met de typetjes is er uiteraard wel een aanbrenger. In 5 voor 12 zing en dans ik en ben ik stand-up comedian. Het decor is ook veel rijkelijker dan vroeger.’

De titel 5 voor 12 was gekozen als verwijzing naar 5 steden en 12 voorstellingen. Door het succes werd de show al een veelvoud van 12 keer opgevoerd?

Jacques: ‘Eind juni speelden we de 105de show en op 7 september ging het nieuwe seizoen van start in Roosdaal. In Melle zullen we de 115de voorstelling spelen. Ik vind het fantastisch en het publiek blijkbaar ook.’

Is het een bewuste keuze voor de ‘kleinere’ zalen te spelen? Waarom bijvoorbeeld geen optreden in het Sportpaleis?

Jacques: ‘Ik speel voor wie mij graag heeft en ik heb van bij het begin gezegd dat ik nóóit in het Sportpaleis wou staan. De Grenslandhallen zijn zowat het maximum met 1.700 à 1.800 man publiek. Meestal speel ik voor zalen van 350 à 400 man, vooral omwille van de zichtbaarheid en het contact met het publiek, dat heb ik echt wel nodig.’

Kent u Melle?

Jacques: ‘Uiteraard! Ik ken Melle via Alain Callebaut die mij verschillende keren in de streek van Melle heeft geboekt. Ik keer er heel graag terug, het is een beetje mijn streek. Mijn roots liggen in het Gentse, mijn grootvader woonde daar. Ik zeg dit nu niet omdat ik volgende maand in Melle optreed, maar mijn lievelingspubliek is de streek van Gent en Oost-Vlaanderen. Ik trad zes keer op in een uitverkocht ICC te Gent, en in de Brielpoort te Deinze.’

Waaraan denkt u spontaan als ik Melle zeg?

Jacques: ‘De Vloanders! De boerenbuiten! Bart De Pauw en de Koekoekstraat …’

Veel mensen denken hierbij onmiddellijk aan ‘Delirium Tremens’ maar als wijnkenner geeft Jacques daar blijkbaar geen prioriteit aan.

We kennen jou als allround man. Waar gaat uw persoonlijke voorkeur naar uit: acteren, presentatiewerk of zaaloptreden?

Jacques: (zonder enig aarzelen) ‘Geef mij maar zaaloptredens, dat doe ik echt het liefst van al. Dat is twee keer 1 uur intensief alles geven en daarna is het gedaan. Ik werk momenteel mee aan de nieuwe K3 film en ik doe dat ook graag, maar daar werk je een hele dag om slechts een paar minuten bruikbaar materiaal op te nemen.’

Geef ons één reden waarom mensen op 19 oktober naar Studio M in Melle naar 5 voor 12 moeten komen kijken?

Jacques: ‘Om mij terug te zien natuurlijk en om eens goed te lachen! Mijn publiek bestaat voor 90 % uit jeugd, mensen tussen de 20 en de 40, dat is mijn publiek. Zij kennen mij als DDT uit de kampioenen, uit Verschoten en Zoon of andere televisieseries en die mensen willen mij dan eens live zien.’

Praktisch:

zaterdag 19 oktober om 20.30 uur
Studio M, Molenweg 10 te Melle
kaarten enkel in voorverkoop: 24 euro (niet-genummerde plaatsen)

Kaarten zijn enkel te verkrijgen via C2 (Klaverstraat 2 te Melle – 09 220 46 88 – sylvie@c2.be) of via plaatselijke handelaars die de kaarten in voorverkoop aanbieden: loungecafé De Retard, Kapsalon Luc, Bistro Folie, ‘ T Keyserke, Kannuniek Triest, Total Melle en Foto De Buck.

Interview: Fran Bambust

We hadden begin 2013 een leuke babbel met een dame uit Melle die van alle markten thuis is: Fran Bambust. Ze kwam al meerdere keren (ook letterlijk) in beeld in de media, onder andere als woordvoerster van holebifederatie Çavaria en onlangs verscheen haar tweede boek: ‘Kussen helpt niet’.

Sprookjes

KussenHelptNiet.jpg.h380We hebben met Fran afgesproken om het met haar te hebben over ‘Kussen helpt niet’. Daarin komt het hoofdpersonage Sharmila plots zomaar in het hoofd en het lichaam van iemand anders terecht. Het zal je maar gebeuren!

Fran: ‘Als je in iemand anders terechtkomt, bekijk je alles door de ogen van de andere, voel je hoe het is om die andere te zijn. Wat enorm helpt om die ander ook beter te begrijpen.’

Gaat het boek over jezelf?

Fran: ‘Er zitten natuurlijk stukjes van mezelf in, het zoeken naar identiteit zal altijd wel in al mijn boeken aan bod komen. Net als Sharmila was ik vroeger ook altijd bezig met anderen te behagen en dacht ik nooit in de eerste plaats aan mezelf, net als Sharmila zou ik alles gedaan hebben om een pluim te krijgen. Sharmila doet alles voor een kus, maar in de loop van het verhaal verandert de betekenis – de inhoud ervan: de kus als beloning, als wapen en tenslotte als teken van overgave.’

plafondmeisje.jpg.h380Het boek gaat ook over ‘anders zijn’ – net als Fran’s eerste boek ‘Plafondmeisje’. Hierin valt het hoofdpersonage Imke, een doodgewoon meisje, op een dag omhoog: ze komt letterlijk op het plafond terecht. Ze tart de zwaartekracht en blijkbaar kan dat niet ongestraft, want iedereen probeert haar terug met de voeten op de grond te krijgen. De boodschap die Fran in haar boeken brengt is dat iedereen anders is en vooral: dat dit ok is!

Fran kan immers meespreken van anders zijn, ze is als man geboren, maar voelde zich altijd al vrouw. Sinds december 2009 is ze ook lichamelijk een vrouw. Ze is transgender en het straalt van haar af dat ze de juiste keuze heeft gemaakt, dat ze een heel gelukkige vrouw is.

Belangrijk is dat de twee sprookjes die Fran schreef niet alleen over holebi’s of transgenders gaan, het gaat over élke vorm van anders zijn (groot, klein, dik, dun, hoogbegaafd, enz).

Zo schrijft Fran

Op een speelse manier en in eenvoudige, maar mooie zinnen worden dagelijkse situaties in sprookjesvorm verpakt. Kinderen kunnen het als een echt sprookje lezen, volwassenen zullen al vlug de dubbele bodems ontdekken.

‘Plafondmeisje’ en ‘Kussen helpt niet’ worden voorgesteld als kinderboek, maar door de vele metaforen en dubbele bodems vinden wij persoonlijk het veeleer sprookjes voor volwassen.

Fran: ‘Bij het schrijven denk ik daar niet echt bij na. Als ik schrijf heb ik wel altijd één of meerdere personen voor ogen voor wie ik schrijf, ik vraag me dan telkens af wat hij of zij hiervan zou vinden, of ze het goed zouden vinden … Het is de uitgever die bepaalt voor welke leeftijd mijn werk geschikt is’. Vanaf 12 jaar dus.

De sprookjes zijn de eerste boeken die Fran Bambust op eigen initiatief schrijft, en niet in opdracht. Voorheen werkte ze wel al mee aan andere boeken, zoals bijvoorbeeld Het Logboek van Kapitein Beaufort dat ze samenstelde in samenwerking met onder andere Marianne Decroos en Klaas Verplancke.

‘Het was trouwens Klaas die me aanraadde zelf ook eens een boek te schrijven’, zegt Fran, ‘en toen ik na mijn operatie niet veel anders omhanden had, ben ik maar aan “Plafondmeisje” beginnen schrijven.’

Fran heeft ook een heel gestructureerde manier van schrijven. Ze toont me haar tablet waarop een grafiek staat met heel veel gekleurde blokjes en pijltjes. ‘Dit is het schema van het boek’, zegt Fran, ‘met de scenes en de set pieces. Dit werk ik uit vooraleer ik begin te schrijven, zodat alles perfect in elkaar past en er ook constant vaart in het verhaal blijft zitten.’

Ander werk

Fran Bambust schreef het scenario voor de documentaire Whiskey: the Islay edition van (letterlijk) haar buren Olav Verhoeven en Ellen Cosyn, die op het Chicago Food Film Festival 2012 hiermee de prijs van The Best Feature Award wonnen. Ondertussen hebben ze net samen een tweede documentaire afgewerkt: The Underwater PixelGuide die op 30 april wordt gereleased en waarvoor Fran ook het scenario schreef.

Ondertussen is Fran een derde boek aan het schrijven, is ze script advisor voor een project van Brigitte Minne, werkt ze mee aan een animatiefilm en er staan ook een tweetal televisieprogramma’s op stapel.

Besluit

Er kwamen tijdens het interview duizend-en-één onderwerpen aan bod, Fran Bambust is dan ook een echte duizendpoot.

Maar laten we terugkomen op het uitgangspunt: ‘Kussen helpt niet’. Maar waarvóór helpt kussen dan niet? Wie zich dat afvraagt, raden wij aan het boek te lezen: het is een uitgave van Clavis uitgeverij en is verkrijgbaar bij Standaard Boekhandel (€ 15,95).

Het is eens ‘iets anders’.

Marc Devijver: mijn zoon lijdt aan zelfmoordhoofdpijn

Ongeveer één op duizend personen, vooral jonge mannen, lijdt aan clusterhoofdpijn. Deze hoofdpijn bestaat in twee types: episodisch en chronisch. In de episodische vorm verschijnen de aanvallen in clusters van enkele weken tot maanden, waarna deze weer verdwijnen. Chronische patiënten (10 tot 15% van alle gevallen) kennen deze ‘rustperiodes’ niet en hun aanvallen blijven quasi dagelijks doorgaan.

Marc en Jelle Devijver

Marc en Jelle Devijver

Jelle Devijver lijdt aan de chronische vorm van clusterhoofdpijn. Meer dan drie jaar geleden begon voor hem een vreselijke en lange lijdensweg.

Marc, rots in de branding voor zijn zoon Jelle

Ik had een afspraak met Jelle Devijver en zijn vader Marc om te praten over clusterhoofdpijn en over ‘Hoofdzaak’, een project dat vrienden van Marc hebben opgestart om Jelle te steunen. Jelle moest in laatste instantie echter verstek laten gaan, zijn ziekte speelde hem weer eens parten.

‘Dat gebeurt regelmatig’, zegt Marc, ‘Jelle weet nooit op voorhand hoe hij zich zal voelen. Hij kan eigenlijk niets op voorhand plannen, de clusterhoofdpijn blijft nog altijd zijn doen en laten bepalen.’ Het is niet de eerste, en wellicht ook niet de laatste keer dat Marc als woordvoerder voor zijn zoon optreedt.

Clusterhoofdpijn of de ziekte van Horton

Patiënten met clusterhoofdpijn lijden extreme, borende, snijdende pijnen aan één zijde van het hoofd, achter het oog of in het voorhoofd bij de slaap. Het voelt aan alsof iemand met een brandende ijspriem herhaaldelijk in, achter of boven het oog steekt of het oog met een biljartkeu uitsteekt. Het brandend gevoel wordt steeds erger en verspreidt zich over de gezichtskant die begint te ‘trekken’. Een rood, tranend oog met een vernauwde pupil en een hangend en zwellend ooglid, een zwetend voorhoofd en een verstopte of loopneus
kunnen vervelende bijwerkingen zijn.

De hevige pijnaanvallen ontstaan vooral ’s nachts tijdens de remslaap waardoor de patiënt wakker wordt. Ze kunnen meerdere keren per dag voorkomen, merkwaardig genoeg op bijna precies dezelfde tijdstippen. Zonder behandeling duren ze gemiddeld een uur lang, met  variaties tussen vijftien minuten tot drie uur. De aanvallen treden meestal op in bepaalde periodes, clusters genaamd. Vandaar de naam ‘clusterhoofdpijn’.

Plots verandert je hele leven

Het leven lachte Jelle (29) toe: hij woonde zelfstandig, had vele vrienden, was al jarenlang geëngageerd in de leiding van de scouts te Drongen en hij had een leuke job. Tot hij op 9
mei 2010 op een terrasje zat en ineens vreselijke hoofdpijn kreeg. Niet uitzonderlijk, hoor ik u denken, iedereen heeft al eens hoofdpijn. Maar die week kreeg Jelle verschillende aanvallen per dag die zo heftig waren dat hij zich uiteindelijk, ten einde raad, liet opnemen op de spoedafdeling van het UZ.

Dit was het begin van een eindeloze reeks onderzoeken, ziekenhuisopnames en aanvallen van helse pijn die meermaals per dag terugkeerden. Dokters schreven hem allerlei soorten
medicatie en pijnstillers voor, maar niets hielp echt. Integendeel, op een bepaald moment ging Jelle zijn lever zelfs in chock door een teveel aan medicatie.

Een jaar lang leefde Jelle ’s nachts en droeg hij overdag een zonnebr i l en oordoppen. Elk geluid, elke pr ikkel was ondraaglijk en kon een aanval van migraine of van clusterhoofdpijn
veroorzaken. Soms verloor hij gewoon het bewustzijn door de heftige pijnen. Jelle raakte zijn werk kwijt, viel terug op een ziekteuitkering en verloor ook de moed.

Het is geen toeval dat de Engelse benaming van deze ziekte ‘suicide headache’ is.
‘Jelle had zijn afscheidsbrieven al klaar’, zucht Marc, ‘hij kon zijn pijn niet langer dragen.’
Toen vernam Jelle in de pijnkliniek te Sint-Niklaas dat er een mogelijkheid bestond om zijn leven draaglijker te maken, met name door de inplanting van een neurostimulator.

Toch een remedie gevonden tegen clusterhoofdpijn?

Voor de verlichting van pijn bij zeer ernstige gevallen van rugpijn is er een nieuwe technologie ontwikkeld: de neurostimulator, een klein apparaat dat operatief onder de huid
wordt ingebracht en dat nauwkeurig gecontroleerde lichte elektrische pulsen stuurt naar bepaalde gebieden van het zenuwstelsel waardoor het gevoel van pijn wordt verlicht.

Veel rugpijnpatiënten hebben er baat bij en kunnen hun leven weer aan. Sinds enige tijd passen neurologen deze technologie toe op hoofdpijnpatiënten. Jelle kreeg op zijn 27ste
verjaardag, 19 juli 2011, een neurostimulator ingeplant in de pijnkliniek te Sint-Niklaas.

Helaas wordt een neurostimulator voor hoofdpijnbehandeling, in tegenstelling tot rugpijnbehandeling, niet terugbetaald door de ziekteverzekering. De patiënt moet alle kosten (tot € 20.000 voor de inplanting en een herhaalde kost voor vervanging van de batterij van € 8.000 om de paar jaar) dan ook zelf betalen.

Het wetenschappelijk onderzoek om deze technologie een brede onderbouw te geven
staat nog in een beginfase. Jelle twijfelde echter geen ogenblik om een neurostimulator te laten plaatsen. Hij kon bij deze beslissing op de steun van zijn familie rekenen, ook financieel want Jelle leeft van een kleine ziekte-uitkering.

Na de operatie

Jelle nam met zijn gsm deze foto - na de operatie

Jelle nam met zijn gsm deze foto – na de operatie

Jelle is sedert de eerste aanval van clusterhoofdpijn werkonbekwaam en zal zijn leven lang pijnpatiënt blijven, ongeacht de resultaten van de stimulator. En toen deze resultaten uitbleven, was er wel even paniek. Jelle voelde een half jaar na de operatie nog geen verschil en hij verloor opnieuw de levensmoed. Hij liet zich opnemen in het psychiatrisch centrum Sint Camillus, omdat hij vreesde dat hij zonder psychologische hulp het leven niet meer zou aankunnen.

Ondertussen is gebleken dat Jelle wel geholpen is met de stimulator. De migraine en de clusterhoofdpijn zijn er nog altijd, maar de pijn is sterk verminderd en daardoor kon de medicatie naar lagere doses worden teruggebracht. Er schijnt weer licht aan het eind van de tunnel!

Hoofdzaak

Jelle heeft altijd kunnen rekenen op de steun van vrienden en familie, die het initiatief namen om met benefietacties de financiële last te verlichten. Zo bijvoorbeeld de scouts van Drongen, die onder andere een fuif en een badgeverkoop startten of vrienden die een spaghetti-avond organiseerden.

Marc: ‘De vrienden van Jelle hebben hem nooit laten vallen, wel integendeel. In de periode dat Jelle overdag in een hoekje zat, ver weg van elk geluid, gingen ze zelfs om beurten ‘s nachts met hem een wandeling maken, ze lieten hem nooit alleen. Wij appreciëren dat enorm. Ook mijn vrienden hebben projecten georganiseerd om steun te bieden.’

Het uitbrengen van ‘Hoofdzaak’ is een van die projecten: een kunstboek waarin rond het thema ‘hoofdpijn’ werk van dichters en vooral fotografen werd verzameld. Tientallen fotografen en dichters werkten belangeloos mee aan dit unieke project, dat de pijn, maar ook de zorg en de hoop die het leven van chronische hoofdpijnpatiënten tekent, illustreert en evoceert in een lijvig boek. Zowel jong en aanstormend talent, als artiesten met klinkende namen zoals Carl De Keyzer, Dirk Braeckman, Lieve Blancquaert, Filip Claus, Filip Naudts, immy Kets, Lieven Nollet en Kamagurka.

De openingsfoto uit het boek ‘Hoofdzaak’. Deze foto van Danny Van der Elst won de Qualified European Photographer-award (QEP), uitgereikt door de Europese Federatie van Beroepsfotografen (FEP)

De openingsfoto uit het boek ‘Hoofdzaak’. Deze foto van Danny Van der Elst won de Qualified European Photographer-award (QEP), uitgereikt door de Europese Federatie van Beroepsfotografen (FEP)

Het boek verscheen begin september 2012, kost € 28,50 en is te koop in de winkels van Standaard Boekhandel. Elke foto, elk gedicht in dit kunstboek is een verhaal op zich. Het
zijn pareltjes van momentopnames, waarbij pijn heel tastbaar en herkenbaar in beeld wordt gebracht.

Marc: ‘De bedoeling van dit boek is niet enkel financiële middelen in te zamelen om de operaties te bekostigen, we willen hiermee ook clusterhoofdpijn bekend maken, want de meeste mensen hebben daar nog nooit van gehoord. We hopen dat de inplanting van de neurostimulator in de toekomst door het ziekenfonds kan worden terugbetaald, niet enkel voor mijn zoon, maar voor alle mensen die ermee geconfronteerd worden. Wat we met het ingezamelde geld gaan doen als blijkt dat terugbetaling binnenkort toch mogelijk zou zijn? Dan schenken we het aan een goed doel, uiteraard!’

Verdere informatie kan u terugvinden op de website van Hoofdzaak: www.kunstboekhoofdzaak.be

Interview: Wim Delvoye

Een van de bekendste hedendaagse kunstenaars woont in Melle: beeldend kunstenaar Wim Delvoye. In het najaar van 2012 vroegen wij een gesprek met hem en werden we heel gastvrij ontvangen op zijn kasteel ‘de Bueren’.

WimDelvoye

Wim Delvoye is net terug uit Shangai, waar na Venetie (2008 – Peggy Guggenheim), Parijs (2009 – Musée Rodin) en Brussel (2010 – Horta’s Bozar ) zijn ‘Torre’ (foto nr 2) werd tentoongesteld. ‘Jawel, dezelfde toren die in de tuin van mijn kasteel in Melle niet mocht overeind staan omdat hij te hoog is (12 meter)’, zegt Delvoye en wijst daarbij naar de drie windturbines (135 meter hoog) die boven de bomen van de kasteeltuin uittorenen.

‘Het is allemaal een kwestie van twee maten en twee gewichten.,’ zucht Wim Delvoye.
De toon is gezet.

We lieten ons tijdens het bezoek aan ‘de Bueren’ bijstaan door twee deskundigen: Hendrik Hendrickx, professor architect, professor faculty engeneering, departement of architectural engeneering (op rust) aan de VUB, en Dany Cottenie, voormalig stedenbouwkundig ambtenaar-bouwinspecteur aan de stad Gent met 38 jaar ervaring. Dany leerde Wim Delvoye kennen toen hij als eerste schepen bevoegd was voor vergunningenbeleid. Dany was destijds als waarnemend burgemeester ter plaatse bij een eerste politiebezoek voor stillegging.

Wim Delvoye en professor Hendrik Hendrickx, voor kasteel 'de Bueren'

Wim Delvoye en professor Hendrik Hendrickx voor kasteel ‘de Bueren’

Dany: ‘Omdat ik dit ongelooflijk betreurde en ook besefte dat deze wereldkunstenaar geen slechte bedoelingen had, heb ik hem medegedeeld dat ik mijn ervaring en mandaat zou aanwenden om zijn zaak te steunen. Ik heb hem daarbij uitgelegd dat ik dit zou doen door de wetgeving op de ruimtelijke ordening niet als pestinstrument te gebruiken, maar veeleer door het als een ad hoc benadering te hanteren, gezien zo’n dossier geenszins een courante stedenbouwkundige aangelegenheid omvat. ‘

Waar het fout liep

Delvoye wou ‘de Bueren’ in zijn originele staat herstellen en het domein uitbouwen tot een sculpturenpark. Maar bij de eerste werken, het dreggen van de vijver, liep het al meteen fout. Er bleek iets niet in orde te zijn met de vergunningen voor het baggeren zelf en voor het verwerken van het slib.

Bovendien kwam er protest vanwege het Agentschap Natuur en Bos, omdat door het dreggen het niveau van de watertafel daalde en dit volgens hen een te grote impact had op de plaatselijke fauna en flora.

Dany Cottenie: ‘De slibmassa was afkomstig van oeverinkalving en vooral van rottende bladeren. Door de uitgraving kreeg de vijver een grotere buffercapaciteit. Bovendien kon door het reinigen van de duikers (doorstromingsbuizen) het water ook beter afvloeien naar de Schelde. Hierdoor is een massa water uit de vijver en – gelet op de wet van de communicerende vaten – ook water uit de wijde omgeving, blijven afvloeien naar de Schelde toe. De waterspiegel is door de baggerwerken inderdaad een dertigtal centimeter gezakt, wat in feite veel is, gezien hierdoor de watertafel ondergronds in de zeer ruime omgeving lager komt te liggen. Maar zo keert men ook terug naar de originele fauna en flora zoals die bestonden ten tijde van de bouw van het kasteel in de achttiende eeuw.’

Wim Delvoye: ‘De broer en zus die hier nog woonden toen ik eigenaar werd, waren verpauperde adel. Hun enige bezit was het kasteel en het park, zij leefden armtierig en teruggetrokken. Er was ook meer dan dertig jaar niets gedaan aan de grachten of de gebouwen. Elke verbouwing of renovatie die ik hier uitvoer kost handenvol geld en wordt volledig door mezelf gefinancierd, ik vraag aan niemand subsidies. En ik ga echt niet onbezonnen tewerk.’

Professor Hendrickx: ‘Als kind woonde ik hier in de buurt en kwam ik veel spelen in het bos en rond het kasteel. Ik maakte het verval van het kasteel mee en vreesde dat dit mooie gebouw verder zou verkommeren en uiteindelijk verloren zou gaan door een gebrek aan onderhoud en bewoning. Ik was dan ook heel blij toen ik vernam dat Wim Delvoye de nieuwe eigenaar werd en toen ik zag dat hij het kasteel begon te renoveren met respect voor het oorspronkelijke concept. Groot was mijn verbazing toen hij bijvoorbeeld geen toelating kreeg om dubbel glas te plaatsen in de ramen, terwijl dit perfect mogelijk is zonder afbreuk te doen aan de authenticiteit van het gebouw.’

Diverse Vlaamse agentschappen, waaronder het Agentschap Natuur en Bos, Stedenbouw en Ruimtelijke ordening volgen elke beweging op en rond het kasteel met argusogen en zien blijkbaar elk herstel als een overtreding. Het kasteelpark is op het gewestplan ingekleurd als parkzone. Dat wil zeggen dat enkel park-gelinkte constructies en ditto gebruik toegelaten is: er wonen mag, een hotel uitbaten niet. Er mogen bijvoorbeeld wel banken en beelden worden geplaatst omdat die ook thuishoren in een park.

Geen bescherming

Wim Delvoye: ‘Mijn bedoeling is inderdaad alles, zowel het kasteel als het park, zo goed als mogelijk terug te brengen tot de oorspronkelijke staat. Ik beschik over originele plannen en archiefmateriaal die daarbij als referentie dienen.

Wim_Delvoye_buurtweg1

Maar er zijn ook wetten en verboden die een rechtstreekse bedreiging uitmaken voor mijn eigen veiligheid. Zo mag ik bijvoorbeeld geen beveiliging rondom het kasteel plaatsen. Ik voel me niet veilig in het kasteel, net als de vorige bewoners die destijds zelfs gehomejacked werden. Ik voel me hier als een conciërge van een gemeentepark. Van op de buurtweg nét achter het kasteel heeft iedereen een rechtstreekse inkijk, of erger nog: rechtstreeks toegang tot de woning. ik voel me echt onveilig.

WimDelvoye_zwerfvuil2.jpg.

De helft van het park, aan de andere kant van de buurtweg (zo’n 9 ha) ben ik omzeggens kwijt aan het publiek. Bovendien laten sommige wandelaars zwerfvuil achter. Ook die vervuiling stemt me moedeloos.

Er is zogenaamd bescherming overdag – niet ’s nachts – maar ik mag niet op eigen initiatief voorzien in bescherming, zelfs niet ’s nachts. Ook mijn aanvraag tot het verplaatsen van de buurtweg naar de achterkant van het park (met eveneens toegang tot de beukendreef) werd afgewezen.

En de provincie wil bovendien dat ik belastingen betaal voor die buurtweg – ieder jaar opnieuw 30.000 euro. Het kan toch niet zijn dat ik zo gestraft wordt, iedere dag opnieuw, dat ze me afpersen en uitbuiten. Een kafkaiaanse vorm van regelneverij noem ik het.’

Respect voor de natuur

Delvoye betaalt zich blauw aan advocaten en procedures waarin hij is gedagvaard door milieuorganisaties.

Wim Delvoye: ‘Ik weet niet waarom iedereen denkt dat ik de natuur en het milieu niet zou respecteren – het tegendeel is waar. Onlangs nog heb ik kunnen verhinderen dat een naburige boer acht rode beukenbomen zou rooien, al heeft het me veel moeite en geld gekost.

Ieder jaar brengt de ‘Vleermuizenwerkgroep’ een bezoek aan de ijskelder voor de jaarlijkse wintertelling van vleermuizen. Sinds de aankoop van ‘de Bueren’ hebben wij veel maatregelen getroffen om de spreidingskansen van de vleermuis te bevorderen. Ik maakte daar een erezaak van.

Ieder jaar telt de werkgroep minder vleermuizen, en de uitzonderlijke soorten zijn er de laatste tijd niet meer bij. De boosdoeners zijn de windmolens: er sneuvelen heel veel vleermuizen omdat ze in de buurt van de wieken getroffen worden door onderdruk, met inwendige bloedingen tot gevolg. Vleermuizen ontwijken wel de wieken, maar niet de luchtstromen die door de wieken worden veroorzaakt. En dit leidt tot inwendige bloedingen. Eigenlijk mogen er geen windmolens komen in vleermuisgevoelige gebieden.
Het is dus niet enkel omwille van de visuele esthetiek dat ik iets heb tegen de drie windmolens die hier in Melle werden geplaatst. Zij brengen meer schade toe aan het milieu dan we vermoeden. En ik daarentegen mag nog geen betonnen sokkel plaatsen om te vermijden dat mijn beelden scheefzakken …

Nog een voorbeeld van twee maten en twee gewichten: op de velden rondom mijn park wordt met pesticiden gewerkt. Het gebruik van giftige stoffen trekt het grondwater naar beneden, zodat er het jaar daarop nog meer onkruid groeit tussen de maïs, en de boer het jaar daarop nog meer giftige stoffen moet gebruiken. Het is een vicieuze cirkel.
Maar ik mag nog geen grintweg opkuisen of er komt protest.’

Een oplossing in zicht

Stakingsbevelen, dwangbevelen, boetes, administratieve sancties, … Wim Delvoye kreeg en krijgt er nog bijna dagelijks mee te maken: ‘Ik ben nochtans echt geen milieudelinquent, maar ik voel me wel geviseerd. Ik heb echt het gevoel dat de wetgeving als pestinstrument tegen mij wordt gebruikt.’

Wim Delvoye, Dany Cottenie en professor Hendrickx

Wim Delvoye, Dany Cottenie en professor Hendrickx

Dany Cottenie: ‘Minister Van Mechelen antwoordde ooit op een vraag van toenmalig
parlementslid Joke Schauwvlieghe, met betrekking tot kasteelparken, dat dergelijke zaken ad hoc dienen te worden behandeld. Er zijn buitensporig veel regels en wijzigingen in de stedenbouwwetgeving, regels die er gekomen zijn door gebrek aan burgerzin binnen een alsmaar slordiger en steeds meer respectloos wordende maatschappij.

Geen enkele wet is opgewassen tegen slechte wil. Het gezond verstand gebiedt de wetgeving te gebruiken waarvoor ze eigenlijk is gemaakt: het oplossen van
problemen. Kortom op een flexibele wijze deze wetten toepassen, met gevoel voor rede, rekening houdend met alle omstandigheden: plaats, tijd, tijdsgeest, goede wil van alle betrokkenen, omgevingsfactoren, het algemeen belang. Gezond verstand is hier primordiaal.’

Professor Hendrickx: ‘Ik ben er ook van overtuigd dat enkel met gezond verstand en geduld tot een oplossing kan worden gekomen. Daarom heb ik ook positief geadviseerd toen Wim me zei dat hij overweegt om een masterplan op te stellen.’

Dany Cottenie: ‘Als er een masterplan wordt opgesteld met duidelijke vermelding waar welke kunstwerken precies zullen worden opgesteld in het park, kan de Vlaamse Overheid een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) opstarten.’

Wim Delvoye: ‘Ik geloof niet dat ik dat nog zal meemaken. Iedereen weet van mijn plannen en ik moet nog ruimte hebben voor improvisatie. Ik moet constant opboksen tegen regels en wetten waar niemand het nut van inziet. Deze administratieve mallemolen is de oorzaak van de verloedering van onze natuur en van ons erfgoed. De overheid maakt jacht op de mensen die zich verantwoordelijk opstellen. Het gebruik van een Engels woord moet de inefficiëntie van onze beleidsmakers verhullen. Klinkt allemaal zo professioneel ‘Masterplan’. De overheid moet nu eens stoppen met zinloos geweld te gebruiken tegen zijn eigen burgers.’

Dus je zal ‘de Bueren’ dan toch niet verkopen?

Delvoye: ‘Daarvoor heb ik er al te veel tijd, energie en geld in gestoken. Bovendien stel ik er mensen tewerk en wil ik ook die verantwoordelijkheid niet ontlopen. De vorige bewoners werden bang gemaakt, ze werden bedreigd en uitgescholden. Ik wil niet zoals die mensen worden. Ik wil niet angstig achter een gordijn staan gluren. Iedereen heeft toch het recht zich thuis veilig te voelen? En dat mis ik hier, ik heb ook te weinig vertrouwen in de omgeving om in kwaliteit te blijven investeren. Iedere keer als ik op het kasteel thuiskom, ga ik angstig kijken of al mijn bronzen er nog staan. Zo kan ik toch niet werken? Die situatie heeft een negatief effect op mijn creativiteit. We leven in een Marxistisch land.’

Zou het spreekwoord dan toch waar zijn: geen sant in eigen land … ?

Interview: Astrid Nijgh

Naar aanleiding van haar 35-jarig jubileum creëerde Astrid Nijgh het miniconcert ‘Astrid Nijgh ten voeten uit’, waarbij ze enkel met gitaar voor een klein publiek optreedt. In februari 2011 bracht ze haar kleinkunstprogramma in de raadzaal van het gemeentehuis te Melle: intiem, ingetogen, uitbundig, maar vooral eerlijk en heerlijk zichzelf.

Astrid Nijgh

Het eerste lied dat Astrid brengt is ‘In het teken van de Ram’ Maar soms ben ik alleen, eenzaam met mezelf, onhandig met m’n kracht en bang voor m’n geluk. Grillig als een lam. Ik ben geboren in het teken van de Ram. De toon is gezet.

Astrid Nijgh heeft een prachtige diepe contra-alt stem, die het haar als kind en tiener niet makkelijk maakte, ze wist al vroeg dat zij zangeres zou worden en nam les bij de beroemde zangpedagoge Bep Ogterop. Ze ging gitaar spelen en schreef muziek bij de teksten van Lennaert Nijgh. Het echtpaar Nijgh schreef songs voor artiesten als Adèle Bloemendaal, Jenny Arean, Conny Vandenbos en Rob de Nijs. In 1973 scoorde Astrid haar eerste hit met ‘Ik doe wat ik doe’. Astrid Nijgh bleef naast het zingen altijd verder componeren en tekstschrijven, voor onder meer Fred Piek, André Hazes, Ria Valk en Saskia en Serge.

Tijdens het optreden neemt Astrid het publiek mee langs belangrijke momenten in haar leven en illustreert deze met liederen. Haar leven met Lennaert Nijgh, hoe zij na hun scheiding als schrijversduo bleven samenwerken, haar liefde voor vrouwen. De anekdotes zijn spontaan en eerlijk.

Na het optreden heeft Astrid Nijgh even tijd voor een babbel. ‘Heb ik de mannen in het publiek niet te hard aangepakt?’ lacht ze. (Kerels, da’s niks als rottigheid: zou ze dat echt menen?)

Astrid Nijgh houdt van Vlaanderen, ze heeft ook Vlaamse roots langs vaders zijde (haar naam is Astrid De Backer). ‘Ik sta met één been in Nederland en het andere in Vlaanderen’ zegt ze. ‘Ik treed hier ook vaak op met het Willy Claes Quartet. Ik hou van Vlaanderen, hier houden mensen nog van kleinkunst, veel meer dan in Nederland.’

Over het verschil tussen het schrijven en zingen van liederen: ‘Een schrijver wordt altijd vergeten.’ Inderdaad, mensen kennen meestal wel de zanger, de uitvoerder van het lied. Maar wie de muziek en tekst geschreven heeft: geen haan die ernaar kraait. Hebben mensen nog wel oor naar een tekst? ‘Jawel hoor’ volgens Astrid ‘dank zij de rappers luisteren mensen nu weer beter naar de teksten. Toen ik voor het eerst een rapper bezig hoorde, dacht ik meteen: wat is dit goed, nu gaan ze weer meer aandacht voor de teksten hebben!

Of ze vanavond nog naar Nederland terugrijdt? ‘Jawel, lekker alleen in de auto, even het optreden laten bezinken, met het radiootje aan, terug naar mijn vrouw.’

Na ons gesprek ging Astrid nog haar publiek begroeten, er waren fans gekomen uit Laarne, Oudenaarde, Lokeren en Ninove. We hadden een 70tal toeschouwers geteld, maar blijkbaar waren dit niet allemaal Mellenaars. De afwezigen hadden eens te meer ongelijk.