Categorie archief: Geen categorie

De garnaalvisser

Als je me ziet trekken, mag je altijd afkomen!

Even situeren: het strand tussen Nieuwpoort en Oostduinkerke, op een zonnige avond in juni, bij laagtij. Ik loop blootsvoets en met de zoom van mijn lange zomerrok in de handen langs het strand, met de golven tot aan mijn kuiten. Ik zie een visser langsheen de kustlijn stappen, dieper de zee in, hij sleept een net achter zich aan. Een garnaalvisser, zonder paard.

Het strand is enorm breed en er lopen hier en daar wel mensen, maar ze lijken ver weg. De golven die op het strand komen aanrollen zijn warm. Ik denk eraan hoe heerlijk het zou zijn in die golven te gaan liggen, me te laten meevoeren … terug het strand op, of misschien de andere richting uit, net dieper de zee in. Zou ik het erg vinden niet terug te keren? Eigenlijk niet. De laatste drie dagen waren zo mooi en intens, dat ze een moeilijke periode een beetje verzachten. Zo mooi mogen ook mijn laatste dagen ooit zijn. Maar er zijn mensen die het wellicht heel erg zouden vinden als ik nu niet zou terugkeren, dus zet ik die gedachte maar weer snel van me af. En ik keer op mijn stappen terug.

Ik zie de garnaalvisser uit de zee komen, het strand op met zijn net achter zich aan. Iets gevangen, vraag ik? Ach een paar sliptongen, maar ze zijn te klein en moeten terug het water in, zegt hij. Wil je ze zien? Ja uiteraard.

Het krioelt in het net: krabben, steurgarnalen en inderdaad ook twee kleine sliptongen, té kleine sliptongen. De visser gooit ze in de golven terug en meteen komen er een aantal meeuwen aanvliegen, die hij wegjaagt, al roepend: sloebers! Laat die visjes nog maar eventjes groeien! Ik vraag wat hij met zijn vangst doet: aan viswinkels verkopen? Neen hoor, zegt hij, ik verkoop ze aan mensen zoals jij! Oei, ik heb geen geld bij, geen gsm, enkel maar mijn sleutel.

Een sleutel, zegt hij, dat is iets heel belangrijks! Er zijn mensen die geen sleutel hebben en ook geen thuis. Zolang je een sleutel hebt, kan je meestal wel ergens terecht.

Een mooie gedachte om mee naar huis te nemen.

Ik ga terug de zee in, zegt hij, mijn netten zijn nog niet vol genoeg. Maar als je me ziet trekken, mag je altijd afkomen, je kan niets bestellen want ik weet op voorhand niet wat ik zal vangen. Maar als ik iets vang, verkoop ik het, levende vers!

Hij stapt terug de zee in en wuift nog even. Achter hem zie ik hoe de zon net het water raakt aan de einder. Soms is een ondergang een nieuw begin.

Bange dagen op de afdeling Neurologie

(Vervolg aan NAH-dagboek)

Ronny moet drie dagen op de “stroke unit” blijven.

Na een slapeloze nacht, probeer ik hem op vrijdagmorgen al heel vroeg te bellen. Hij neemt zijn gsm niet op en pas achteraf maak ik me de bedenking dat het voor hem lastig zal zijn om alles met zijn linker hand te doen, wellicht kan hij niet eens telefoneren.

Er volgen twee dagen van heen-en-weer geloop. Elke middag van 3 tot 4 uur en elke avond van 19 tot 20 uur ga ik bij Ronny op bezoek. Tussendoor probeer ik “normale” dingen te doen, ik rijd naar het werk, doe boodschappen (toiletgerief en nieuw ondergoed, nieuwe pyjama’s voor Ronny), gewoon kwestie van iets omhanden te hebben. Ik neem zonder nadenken ook Ronny zijn pantoffels (slippers) mee naar het ziekenhuis. Hij kan daar natuurlijk niets mee doen, hij mag (kan) voorlopig niet uit het bed, hij zit aan diverse machines vast. Bovendien kan hij niet stappen, hij zegt dat hij amper op zijn benen kan staan als hij eventjes moet opstaan voor toilet of als zijn bed wordt opgemaakt.

Op vrijdagmiddag ga ik bij mijn oudste schoondochter eten en breng ik de twee oudste kindjes naar school. Ondertussen rijdt Katrien met de jongste naar de dokter, want die heeft zondag tijdens het sinterklaasfeestje bij ons thuis zijn beide handpalmen verbrand aan onze verwarming. Het was me het weekje wel.

Zaterdagnamiddag komt mijn zus met mij mee naar het universitair ziekenhuis en daarna brengt ze mij bij mijn jongste zoon en schoondochter, waar alle kinderen en kleinkinderen samen zijn om Lisa haar verjaardag te vieren. Zonder Pepe.

’s Avonds keer ik te voet terug naar het ziekenhuis, waar mijn auto nog geparkeerd staat, en ik ben nog maar eventjes bij Ronny als onze zonen daar ook samen aankomen. Ik weet niet hoe het komt, maar ik word heel emotioneel. Gelukkig kan ik de tranen inhouden tot ik thuis ben. In ons koude, lege huis waar enkel de poes een beetje warmte brengt door constant op mijn schoot of naast mij te liggen spinnen.

Ronny1

Zondagmorgen belt Ronny me zelf – de verpleegster heeft hem geholpen met zijn gsm. Hij mag na de middag naar een gewone ziekenkamer. We zijn allebei opgelucht.

De verhuis is echter drukker dan verwacht, Ronny ziet er moe uit. Zijn kamergenoot doet heel druk, maakt ruzie met twee vrouwen (ex en vriendin), hij loopt veel de kamer in en uit en belt constant. Elke keer als Ronny bijna in slaap valt, begint de man terug luid te praten. Er komt ook bezoek, ik had mijn schoonzus moeten beloven dat ik zou zeggen wanneer Ronny naar een “gewone” kamer zou verhuizen en dus bezoek mag ontvangen. Het is druk in de kleine kamer, met zoveel bezoek dat lang blijft zitten, ook al zijn er geen stoelen genoeg voor iedereen.

’s Avonds is Ronny doodop. Ik functioneer op adrenaline.

Op maandag- en dinsdagvoormiddag ga ik op de jongste kleinzoon passen, die niet naar de crèche mag met zijn verbrande handjes. ’s Middags breng ik hem naar de andere oma, vooraleer ik naar het ziekenhuis rijd. Op dinsdagmiddag krijg ik telefoon van Ronny: of ik onmiddellijk naar het UZ kan komen, iemand van de sociale dienst wil ons samen spreken.

Door files en het zoeken naar parking, ben ik laat, maar gelukkig nog net op tijd voor de afspraak met de sociale assistente, iemand van onze leeftijd. We hebben een goed gesprek, ze gaat positief adviseren om Ronny tijdens feestdagen naar huis te laten komen. Ze geeft me tips en raad me aan een ziekenhuisbed en enkele andere spullen te bestellen, zodat ik deze al in huis heb als Ronny een paar dagen naar huis zou mogen komen. Ze vraagt ook of wij haar toelating geven om een plaats te zoeken waar Ronny kan gaan revalideren. Dat kan in UZ Gent zijn, maar eventueel ook in een ander ziekenhuis … in het Gentse of elders. Ze spreekt ook over een revalidatieziekenhuis in Oostende, dat hoog aangeschreven staat. Mij is het om het even waar, als Ronny maar geholpen kan worden. Of ik het zie zitten om elke dag of toch enkele keren per week naar Oostende op bezoek te komen? Ik bedenk dat ik zelfs een onderkomen aan zee zou kunnen zoeken, voor de tijd dat Ronny in Oostende zou moeten verblijven. Nu maar duimen dat er vlug een plaats vrijkomt, om het even waar.

Ronny zijn buurman vertrekt naar huis, Ronny zelf moet naar een andere kamer verhuizen. Een kamer die hij zal delen met een parkinson patiënt, die ons (en vooral mij) volledig opeist

Ik ‘verstop’ me aan andere kant van het bed met een boek, maar die man houdt niet af.

Vermoeiend voor Ronny, hij gaat een lastige avond tegemoet

Op woensdagvoormiddag bel ik naar de mutualiteit en bestel onder andere een ziekenhuisbed en een rolstoel. Ik ga ‘s middags eten bij onze jongste schoondochter en tref na de middag Ronny alleen aan in zijn kamer. Zijn kamergenoot is ontslagen. Het doet goed om even alleen te zijn, een beetje rust en stilte te kunnen ervaren, eens alleen te zijn met ons twee. Ronny zijn zus en schoonbroer komen op bezoek en blijven de hele namiddag … Ondertussen krijg ik telefoons van mijn werk, ook daar moet ik dringend eens orde op zaken gaan stellen.

Die avond haal ik een slaatje in de zelfbediening van het ziekenhuis, het zal vanaf nu een gewoonte worden dat wij ’s avonds samen eten, Ronny en ik. Dan kan ik zijn boterhammen smeren en hem helpen bij het snijden, want hij heeft nog altijd geen controle over zijn rechter hand. Hij kan wel al enkele stapjes zetten, met steun uiteraard, maar het is een begin.

Op donderdagmorgen krijg ik een telefoontje van de mutualiteit dat men onderweg is met alles wat ik heb besteld. Ik maak plaats in de living en begin met een grondige poetsbeurt. Als de bel gaat, is alles netjes klaar. Amper een week geleden vertrokken wij samen naar het ziekenhuis, nu is onze living een ziekenkamer geworden. Het is enkel nog even wachten op de patient zelf.

’s Middags is er een eindejaarsetentje van mijn werk. Ronny belt mij dat ik me niet moet haasten om naar het ziekenhuis te komen, hij moet trouwens toch nog naar een onderzoek. Als ik later dan andere dagen op Ronny zijn kamer kom, is hij nog niet terug van het onderzoek. Hij heeft wel een nieuwe kamergenoot gekregen, gelukkig is het deze keer een rustige man.

Vrijdag bedenk ik me dat er nog veel mensen zijn die nog niet op de hoogte zijn van onze situatie. Ik zie het niet zitten om iedereen persoonlijk op de hoogte te brengen en telkens hetzelfde te moeten herhalen.

Ik stuur dan maar een mailtje:

Beste vriend(inn)en,

Dit is een mailtje met een vroege kerstwens. Maar er is meer.

Ik wil jullie laten weten dat Ronny vorige week is getroffen door een CVA, een herseninfarct. Hij vertoont verlammingsverschijnselen aan rechter been en rechter arm, zijn spreken en geheugen zijn (gelukkig) niet aangetast. Tot vorig weekend kon hij niet op zijn benen staan, maar nu lukt dat wel, hij kan zelfs al een klein eindje stappen. Gisteren zijn de laatste grote onderzoeken gebeurd, maandag hebben we een gesprek met de dokters en zullen we meer concreets weten. We hebben een aanvraag ingediend voor opname in een revalidatiecentrum, dit bij verschillende centra want alles bleek volzet. Van zodra er één van de aangeschreven centra een plaatsje vrij heeft, gaan we daar naartoe. Dat kan in Gent of Oostende zijn.

Wellicht mag Ronny met kerst eventjes naar huis. Ik ben niet bij de pakken blijven zitten en heb in onze living een elektrisch ziekenhuisbed geïnstalleerd, we hebben een rolstoel, looprek enz. klaar staan. Ik heb al onze (vooral mijn) afspraken voor de komende weken afgezegd en ik werk voorlopig niet – vanaf volgende week misschien van thuis uit (en dan enkel de dringende zaken).

Het was hier een donderslag bij heldere hemel … Vooral het besef dat alles nog véél erger had kunnen aflopen, heeft me een paar dagen de pedalen doen verliezen. Gelukkig is Ronny heel positief ingesteld, hij werkt enorm goed mee en kijkt elke dag uit naar nieuws ivm de revalidatie. Nu oefent hij ook elke dag hoor, met een team kinesisten, maar in een revalidatiecentrum zal dat intensiever zijn. Hij kan zijn rechter hand nu al een beetje gebruiken, hij oefent elke dag of hij al kan schrijven, maar dat lukt nog niet. Ook bij het eten heeft hij hulp nodig … We beseffen dat er veel geduld en veel tijd zal nodig zijn om volledig te herstellen.

Meer dan ooit besef ik nu dat gezondheid onze grootste schat is, op gelijke hoogte met vriendschap en liefde … We mogen ervaren dat we aan deze laatste waarden zeker geen gebrek hebben, onze kinderen en dichte familie geven enorm veel steun, we voelen ons heel graag gezien.

Samen met de kinderen en kleinkinderen hopen we dat we allen samen kerstavond thuis zullen kunnen vieren. Het wordt voor ons in elk geval een Kerst als nooit tevoren!

Ik houd jullie alleszins op de hoogte van de evolutie van Ronny zijn gezondheid. En voor de kerstdagen sturen wij jullie een warme knuffel!

Linda, 19 december 2014

(wordt vervolgd)

We nemen de draad weer op

Het leven kan in één seconde een heel andere wending nemen. Eén enkele gebeurtenis en alles verloopt plots totaal anders dan je had gepland of verwacht.

Zo overkwam het ook ons. In december 2014 kreeg mijn echtgenoot een hersentrombose en ons/mijn leven is voortaan verdeeld in vóór en ná het hersenletsel. Het leven nu is helemaal anders dan ervoor, ook voor mij. Ik ben bezorgder, voorzichtiger, maar kan anderzijds meer genieten van kleine dingen, zoals een wandeling naar de markt met ons twee, of samen in de tuin in de zon zitten. We moesten vooral leren hulp vragen en ermee leren omgaan als die hulp op zich laat wachten of uitblijft. Kleine en grote teleurstellingen wegslikken, verwonderd zijn om het geluk van kleine dingen. Zo lang we het samen kunnen dragen, is het goed.

Het hersenletsel is ook de reden waarom hier zo weinig werd gepubliceerd de afgelopen maanden. Niet door een gebrek aan inspiratie, maar vooral door een gebrek aan energie en tijd.

Ik kreeg regelmatig te horen dat het leven verder gaat, dat ik niet bij de pakken mocht blijven zitten, dat het voor Ronny erger is dan voor mij (uiteraard) en dat ik mijn hoofd niet moet laten hangen. Maar toch ondervond ik dat een NAH (niet aangeboren hersenletsel) je als koppel treft, dat je als koppel ook een nieuwe weg moet zoeken, dat je ook als koppel ziek bent en moet herstellen.

Nu, na zestien maanden, neem ik de draad weer op. Ik ga weer schrijven, reizen, lezen. Het wordt nooit meer als voorheen, want reizen is voor mijn echtgenoot nog altijd te vermoeiend. Wat zeg ik? Het dagdagelijkse leven is voor hem al behoorlijk vermoeiend, laat staan alles wat er extra bijkomt. Dus moesten er keuzes worden gemaakt. Trek ik alleen op avontuur uit? Ga ik verder op onderzoek naar alles wat met WOI te maken heeft, ga ik alleen op stap met de VIFF (Vrienden van In Flanders Fields)?

Voorlopig is het antwoord op deze vragen nog positief, maar de ervaring zal moeten leren of het meevalt en of we het allebei aankunnen. In mei trek ik met de VIFF op “slagveldreis” naar Ierland, niet dat daar slagvelden te vinden waren, maar wel andere sporen van de Ierse betrokkenheid in WOI.

Een andere beslissing is dat ik hier mijn dagboek van het laatste jaar wil delen. Want het is niet omdat ik niets liet verschijnen, dat ik niets heb geschreven, integendeel. Schrijven werkt nog altijd therapeutisch voor mij. Misschien zijn er mensen in dezelfde situatie die geholpen zijn met het lezen van ons verhaal. Ervaringen delen kan ook genezend werken, dat ondervond ik al meermaals op de avonden die door de vzw SIG worden georganiseerd voor lotgenoten en partners van mensen met NAH.

Daarom vanaf nu regelmatig deeltjes van het NAH-dagboek dat begon op 11 december 2014.

Want gedeelde smart is halve smart, gedeelde vreugde is dubbele vreugde.