Categorie archief: Heemkunde

De zilvermijnen in Melle (Frankrijk)

De stad Melle in Frankrijk maakt deel uit van het arrondissement Niort en is gelegen in het departement Deux-Sèvres, regio Poitou-Charentes. Melle dankt zijn ontstaan en zijn bloei voornamelijk aan twee zaken: de aanwezigheid van zilvermijnen en zijn ligging op de bedevaartsweg naar Compostella.

In dit artikel bespreken we enkel de zilvermijnen: ‘Les Mines d’Argent de Charlemagne à Melle’

IMG_5795

Rijkdommen van Melse bodem: lood en zilver

De streek van het Pays Mellois moet al heel vroeg bewoond zijn geweest. Zo vind je bij Bougon in de Deux-Sevres naast een aantal hunebedden, ook grafheuvels die bijna 7000 jaar oud zijn.

De waardevolle mineralen in de bodem werden ook al vroeg ontdekt en ontgonnen, zeker al sedert de Gallo-Romaanse tijd, wellicht zelfs vroeger.

In de Melse ondergrond is immers galeniet of loodglans aanwezig, ook soms galena genoemd – het Latijnse woord voor looderts waarmee alle mineralen die lood bevatten, worden aangeduid.  Wellicht werd dit lood-zilvermengsel (met 1 à 3 % zilver) eerst ontgonnen omwille van het lood, dat werd gebruikt om belastingen te betalen aan de Franse koningen. Onder Dagobert I (koning der Franken van 629 tot 639) werd er 8000 pond lood naar Parijs gestuurd, waar het gebruikt werd voor het dak van de Saint-Denisbasiliek.

Later werd het zilver de voornaamste reden van de ontginning van de mijnen en werd het lood hiervan een ‘bijproduct’. Vast staat dat de zilvermijnen te Melle intensief ontgonnen werden van begin zevende tot eind van de tiende eeuw, ten tijde van de Karolingische keizers. Melle was toen een belangrijke zilverproducent én koninklijke muntenslager, die minstens even belangrijk was als die van Parijs, Orléans, Reims of Sens.

Het munthuis was één van de tien munthuizen die hun activiteiten mochten voortzetten onder Karel de Kale. Er werden twee types munten geslagen: obolen en denarii. Dit waren zeer lichte munten en ze werden overal in het uitgestrekte Roomse Rijk als betaalmiddel gebruikt.

Obool

Het is logisch dat de muntslagerijen in Melle werden gevestigd. De transportmogelijkheden waren in de middeleeuwen immers zeer beperkt en traag, de wegen waren in erbarmelijke staat en bovendien gevaarlijk. Het lag dan ook voor de hand dat de munten werden geslagen in de onmiddellijke nabijheid van de mijnen.

Dit had tot gevolg dat veel werklieden en welstellende handelaars zich in Melle kwamen vestigen. Zo groeide Melle al vroeg uit tot één der belangrijkste en rijkste steden in de regio.

Hoe werden de mijnen geëxploiteerd in de vroege middeleeuwen?

IMG_5792In de valei van de rivier la Béronne waren er natuurlijke uithollingen waarin galeniet werd aangetroffen. Deze holen werden verder uitgegraven tot diep onder de heuvels. Er werden ook vertikale luchtkokers gegraven die uitgaven op de velden en weiden boven de heuvels. Deze dienden niet enkel voor de aanvoer van lucht voor de mijnwerkers, maar ze werkten ook als schouw als in de mijngangen vuur werd gestookt: er werden stapels hout in brand gestoken binnenin de mijn en toen het vuur was gedoofd, werd er koud water over de wanden gegoten. Door deze techniek toe te passen, kon telkens een paar centimeter erts worden weggekapt van de wand. De mijnwerkers moesten op de knieën of op de buik voortkruipen doorheen de uiterst smalle gangen, waar weinig zuurstof aanwezig was, ze moesten in weinig comfortabele houdingen het erts loskappen. Een echte slavenarbeid, soms ook in de letterlijke zin van het woord!

Dit was niet enkel een zeer arbeidsintensieve manier van werken, er waren ook massa’s hout nodig die van steeds verder dienden te worden aangevoerd. Wellicht is dit ook één van de redenen waarom de mijnen niet langer werden geëxploiteerd vanaf de tiende eeuw.

Er is nu nog altijd galeniet in de bodem aanwezig. In 1826 heeft men zelfs geprobeerd de ontginning van de zilvermijnen in Melle een nieuwe elan te geven, maar het gehalte aan zilver van de ertsen was te laag voor lucratieve ontginning. Volgens een onderzoek dat in 1922 in de mijnen van Melle werd uitgevoerd, is er pas voldoende zilvergehalte in het erts aanwezig op het niveau van het graniet, dat hier op een diepte van ongeveer twintig meter wordt gevonden.

De scheiding van zilver en lood

Toen de stukken galeniet uit de mijn waren gehaald, moesten deze worden bewerkt om zilver en lood van elkaar te scheiden. Nadat het gesteente was gewassen, liet men het smelten in speciale ovens, daarna werd het lood aan het gesmolten gesteente onttrokken door oxydatie en een procédé dat in het Frans ‘coupellation’ wordt genoemd. Wat overbleef was een kleine hoeveelheid puur zilver.

IMG_5807Sedert de zomer van 2007 wordt dit gedeelte van het proces op experimentele basis terug op de mijnsite uitgevoerd. Hiervoor werd een oven gebouwd, en het publiek kan zien hoe de smid en en de keramisten dit werk verrichten, zo getrouw mogelijk aan de methodes die meer dan een millenium geleden ook werden gehanteerd. Zo wordt het hele technische proces getoond: van galeniet tot het zilver, waaruit munten werden vervaardigd.

De herontdekking van de zilvermijnen

In de tiende eeuw was er een einde gekomen aan de ontginning van de zilvermijnen te Melle en nadien raakte het bestaan van de mijnen in de vergeethoek. Toen men in de negentiende eeuw begon te delven naar steengruis om de wegen te bestraten, ontdekte men louter per toeval enkele oude toegangen tot de mijnen. De meeste mijngangen waren eeuwen tevoren terug opgevuld met stenen en steengruis dat was overgebleven na het loskappen van galeniet. Nu kon men deze stenen gebruiken voor de aanleg van wegen en tegelijk werden de mijngangen vrijgemaakt en nader onderzocht.

De zilvermijnen anno 21ste eeuw

Tegenwoordig kan je een klein deel van de oude zilvermijnen bezoeken; de mijnen in Melle zijn de oudste in Europa die open zijn voor het publiek.

IMG_5806Sinds 1996 hebben de mijnen een samenwerkingscontract met het CNRS (Centre National de la Recheche Scientifique) en sinds kort is er een ‘Plateforme d’archéologie expérimentale’ (platform experimenteel archeologisch onderzoek) in het leven geroepen. Sedert 2007 kan het publiek tijdens de zomermaanden ter plaatse de experimenten volgen van onderzoekers van allerlei pluimage (métallurgie, chemie, natuurkunde, deskundigen op het gebied van restauratie).

Onder het stadje Melle is ongeveer twintig kilometer van het immense netwerk van gangen en galerijen toegankelijk, waarvan slechts een klein gedeelte voor het publiek is opengesteld. Dit gedeelte wordt prachtig verlicht en van geluid voorzien door de kunstenaar Knud Viktor.

,;

In het museum zie je hoe vroeger de munten werden geslagen, de mijn zelf kan worden bezocht onder begeleiding van een gids.

IMG_5803

Voor meer informatie over Frankrijk: Atout France- Dienst voor toerisme Frankrijk: www.rendezvousenfrance.comInfo.be@atout-france.fr – Tel : 02 505 38 28

De Geschiedenis van de Bloemisterijen te Melle – Rolande Van Heden

In Melle stond de 25ste Open Monumentendag in het teken van de boekvoorstelling ‘De Geschiedenis van de Bloemisterijen in Melle’ van Rolande Van Heden. Het boek werd officieel voorgesteld in de Roze Zaal van de Tuinbouwschool te Melle.

Bloemisterijen1

‘De Geschiedenis van de Bloemisterijen te Melle’ is een uitgave van de Heemkundige Vereniging De Gonde, met de steun van het Gemeentebestuur van Melle, de Erfgoedcel Viersprong – Land Van Rode, de Vlaamse Overheid en Cera.

Rolande Van Heden, bestuurslid van de Heemkundige Vereniging, publiceerde al diverse artikels in het tijdschrift ‘De Gonde’. Ze is bovendien ook auteur van de prestigieuze werken ‘Van Quaet-Attrecht tot Kwatrecht’ en ‘Massemen, van de Vurst tot de Kortenbos’.

Zoals de titel het al laat raden, beschrijft Rolande Van Heden in het boek dat zondag werd voorgesteld, de geschiedenis van de tientallen bloemistenfamilies die gedurende meer dan 150 jaar actief waren in Melle.

Boekvoorstelling – sprekers

Daniel Lemmens, voorzitter van Heemkundige Vereniging De Gonde, heette de talrijke aanwezigen welkom op de boekvoorstelling in de Roze Zaal van de Tuinbouwschool, een unieke locatie voor deze gelegenheid.

Daniel Lemmens zet auteur Rolande Van Heden in de bloemetjes

Daniel Lemmens zet auteur Rolande Van Heden in de bloemetjes

Schepen van Cultuur Frank De Vis beschreef in het kort waar het boek precies over gaat.

De talrijke bloemisterijen gaven aan Melle een internationale bekendheid en brachten welvaart en rijkdom in onze gemeente. De bloemensector leidde tot het ontstaan van vele nevenactiviteiten, denken we bijvoorbeeld maar aan pottenbakkerijen en transportbedrijven. In 1937 kwam ook de Tuinbouwschool uit Gent zich in Melle vestigen.

De boemisterijen zorgden hier voor de tewerkstelling van vele honderden werknemers.

Langsheen de Brusselsesteenweg staan nog tal van bloemistenvilla’s. Het gemeentebestuur schenkt aan de (negen) nog bestaande villa’s een infopaneel, dat in samenspraak met de eigenaars bij elke villa zal worden geplaatst.

Rik De Vis, hoofdpraktijklector Landschaps- en Tuinarchitectuur aan de School of Arts, schetste de geschiedenis van de bloemen- en plantenteelt in onze regio.

Reeds in de vfijtiende eeuw werden Vlaamse hoveniers naar de Koninklijke (moes)tuinen van omliggende landen gestuurd en werd Vlaanderen de moestuin van Europa genoemd.

In 1648 richtte Kanunnik Triest in Gent de allereerste tuinbouwvereniging op in het Gentse. In 1808 werd de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw- en Plantkunde (KMLP) opgericht te Gent en vanaf 1839 werden te Gent om de vijf jaar de Floraliën gehouden.

Rond 1900 was de bloementeelt in het Gentse in volle expansie, maar de twee wereldoorlogen hadden rampzalige gevolgen voor de sector. Tussen 1950 en 1974 kwam er weer een enorme groei, maar de oliecrisis in 1974 betekende de doodsteek voor vele familiale sierteeltbedrijven. Nieuwe spitstechnologieën deden hun intrede en de proefhoeves (ILVO) en Hogeschool Gent vestigden zich te Melle.

Rik De Vis besloot zijn speech met de bemerking dat hij in het boek van Rolande Van Heden de specifieke biotoop van de serres terugvindt: de warmte, de typische geur, de helderheid. ‘Met dit boek heeft Melle het groene erfgoed verzorgd en bewaard.’

Burgemeester Dirk De Maeseneer voegde hier nog aan toe: ‘Dit is een hoogdag voor Melle. Dit boek is de parel aan de kroon van de reeds vele publicaties van De Gonde.’

Praktisch

Het boek is vanaf nu te verkrijgen in de bibliotheek (Kruisstraat 2 A) en in het gemeentehuis (cultuurdienst, Gemeenteplein 1) te Melle en kost 25 euro.

Lokeren in de Grote Oorlog

Stadsgids Rudi De Clercq vertelt

Als je aan de Eerste Wereldoorlog denkt, denk je zeker niet meteen aan Lokeren. Je denkt aan soldaten in loopgrachten, de IJzer en de Westhoek. Al te vaak wordt vergeten dat aan de vier jaren loopgravenoorlog een bewegingsoorlog is voorafgegaan. Deze duurde slechts enkele maanden, waarbij massa’s troepen zich in een razend snel tempo doorheen heel Europa verplaatsten.

herkomst: Stadsarchief Lokeren – www.waaserfgoed.be

herkomst foto: Stadsarchief Lokeren – http://www.waaserfgoed.be

Ook Lokeren speelde een prominente rol tijdens de Grote Oorlog. Rudi De Clercq, politiecommissaris en stadsgids te Lokeren, deed hierover uitgebreid opzoekingwerk. Hij is gepassioneerd door deze materie en is een enthousiast verteller.

Wij noteerden zijn verhaal en nemen u mee in de tijd, bijna honderd jaar terug.

Het kookpunt wordt bereikt in Europa

In de jaren vóór 1914 is de internationale politieke spanning geleidelijk aan tot een hoogtepunt gestegen. De moordaanslag op Aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw op 28 juni steekt het vuur aan de lont. Europa is in twee kampen verdeeld met enerzijds Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië en anderzijds Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Duitsland verklaart op 1 augustus de oorlog aan Rusland. Het wil bovendien Parijs aanvallen en is van plan hiervoor dwars door België te trekken. Zondagavond 2 augustus stelt Duitsland de vraag tot vrije doorgang aan België en verlangt op maandagmorgen al een antwoord. Wat ze niet verwachten, is dat België zijn neutraliteit zal verdedigen door net niét in te gaan op dit ultimatum. Op 3 augustus verklaart Duitsland de oorlog aan Frankrijk en op 4 augustus valt het België binnen.

De Duitse legerleiding verwacht op zeer korte tijd doorheen België naar Parijs te kunnen trekken en zo het Franse leger in een tangbeweging te verrassen. Ze stuiten in Luik echter op een grote Belgische troepenmacht, wiens weerstand ze duidelijk hebben onderschat. Op 16 augustus vallen de laatste twee forten rond Luik in Duitse handen. Kort hierop trekt het Belgisch leger zich terug in de vesting Antwerpen. Het gebied boven de Schelde blijft grotendeels vrij van Duitsers. Het Duitse leger heeft immers maar één doel : zo snel mogelijk nach Paris.

De eerste Duitse soldaat in Lokeren

We schrijven 6 september 1914. Een Duitse soldaat met pinhelm komt via de Zeelschen Steenweg (Zelebaan) Lokeren binnen gefietst. Hij rijdt naar het stadhuis waar hij een gesprek vraagt met burgemeester Raemdonck. Deze staat hem te woord, samen met Louis Herbert, een handelaar die Duits spreekt en als tolk optreedt (dezelfde Louis Herbert die later oorlogsburgemeester van Lokeren wordt).

De soldaat eist van het Lokerse stadsbestuur vrije doortocht voor het Duitse leger. De stad zal worden gespaard op voorwaarde dat er zich geen soldaten in Lokeren bevinden en dat alle wapens worden ingeleverd. Raemdonck weet waartoe de Duitsers in staat zijn en geeft toe. Na een schermutseling met twee Belgische soldaten, wordt de Duitser uitgeleide gedaan tot aan de grens met Zele.

Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – www.waaserfgoed.be

herkomst: Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – http://www.waaserfgoed.be

Omstreeks 18 uur vernielen de Duitsers de spoorwegbrug over de Lede op de Oudenbos, in de nabijheid van de fabriek Hanus. Ook de tramrails op de wijk Heiende worden vernield, zodat het verkeer op beide sporen enkele dagen onderbroken is.

De Belgische krijgsoverheid stuurt dezelfde nacht nog soldaten naar Lokeren om te verhinderen dat de vijand zich in de stad zou wagen.

De Duitsers komen

Wanneer op 6 oktober duidelijk wordt dat de fortengordels rond Antwerpen niet langer weerstand kunnen bieden, neemt de militaire overheid het wijze besluit het leger tijdig in veiligheid te brengen. Antwerpen wordt ontruimd via het Waasland, langs de streek waardoor nu de E34 loopt. De Duitsers willen deze stroom van duizenden soldaten couperen, maar de Schelde én de Durme vormen de laatste natuurlijke verdedigingslijnen.

In de nacht van 6 op 7 oktober gebeurt wat velen onmogelijk achtten: de Duitse troepen slagen erin de Schelde over te steken in Schoonaarde. Vandaar trekken ze naar Berlare en Zele en op 8 oktober staat de vijand ’s middags te Lokeren op de wijk Boxlaer, van waaruit ze de stad beschieten met artillerie. De Belgische soldaten die daar geposteerd zijn verdedigen zich, maar moeten wijken. Ze hebben de opdracht gekregen geen confrontatie aan te gaan, maar enkel de Duitsers op te houden.

Stadsarchief Lokeren – www.waaserfgoed.be

Stadsarchief Lokeren – http://www.waaserfgoed.be

Een groep Belgische soldaten op de wijk Boxlaer is plots langs drie kanten omsingeld en ze zien richting Waasmunster als enige mogelijke vluchtweg. Ze hebben echter geen rekening gehouden met de Durme waar ze plots voor staan. Bij de hoeve van Pieter De Cock zwemmen een vijftigtal soldaten de Durme over, zes anderen verdrinken. (Tien dagen later wordt op Daknam nog het lijk van een verdronken soldaat uit de Durme gehaald en het zou bijna 100 jaar duren vooraleer per toeval zijn identiteit wordt achterhaald.)

Op de Kouter valt een eerste burgerslachtoffer: de 40-jarige Victor De Vliegher krijgt een shrapnel in de buik en overlijdt aan zijn verwondingen. Na de middag komt de vluchtelingenstroom pas goed op gang. Velen vertrekken met de trein van 14 uur naar Moerbeke. Er zijn er die naar Gent vluchten, maar de grote meerderheid trekt naar het noorden, via de Heirbrug of langs de Bergendries, naar Eksaarde en Moerbeke, zelfs naar Nederland. Ook burgemeester Raemdonck verlaat de stad.

Als de Duitsers op 9 oktober Lokeren binnenvallen, treffen ze een spookstad aan. Er is nog maar een handvol mensen in de stad aanwezig, onder wie schepenbode Maurice De Jaegher die verblijft in het ‘Arduinen hol’ onder het stadhuis  en die zich als held profileert.

De Duitsers gaan niet meteen achter de Belgische troepen aan, ze buigen af naar Antwerpen dat valt op 10 oktober. Als de Duitse legertroepen voorbij getrokken zijn, blijft er een Duitse bezetting achter in Lokeren.

Er worden verschillende administratieve instellingen en een rechtbank geïnstalleerd in het stadhuis van Lokeren. De Duitse bezetter vaardigt 1001 regels uit en treedt hier bijzonder repressief op. De capaciteit van de Lokerse gevangenis is onvoldoende groot, daarom worden ook andere gebouwen als gevangenis gebruikt, waaronder het postgebouw en de paraplufabriek in de Roomstraat, een gebouw met getraliede vensters.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog worden te Lokeren naar verluidt in totaal 9.781 mensen opgesloten in de gevangenissen.

Etappengebied

Het vierde Duitse leger installeert zich in de Westhoek, maar heeft een hinterland nodig: de rest van West-Vlaanderen en ook Oost-Vlaanderen wordt Etappengebied. Van hieruit wordt het Duitse leger – en ook Duitsland zelf – bevoorraad. Er wordt niet enkel voedsel opgeëist, maar ook arbeidskrachten. Ondermeer in het College der Paters Minderbroeders in de Luikstraat wordt een Kriegslazaret ingericht, waar gewonde frontsoldaten worden verzorgd om nadien terug naar het front gestuurd te worden.

Het Etappengebied wordt onderverdeeld in Kommandanturen. Lokeren is de grootste Kommandantur van het Waasland en strekt zich uit van Zeveneken tot Doel. Lokeren is immers perfect centraal gelegen tussen Antwerpen, Gent, Dendermonde en de Hollandse grens. Aan het hoofd van de Kommandatur staat een kolonel, die samen met zijn officieren een waar schrikbewind voert te Lokeren.

In de loop van 1914 wijken heel veel mensen uit naar het neutrale Nederland. Niet enkel Belgen, maar ook Duitsers. Om hieraan een einde te stellen, installeren de Duitsers in 1915 een elektrisch geladen afsluiting (ook dodendraad genoemd) langsheen de Belgische grens met Nederland waarop ze een spanning van 500 à 2.000 volt zetten. Er staan ook bewapende bewakingsposten langsheen deze kilometers lange afsluiting. Toch slagen velen er nog in over de grens te komen.

Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – www.waaserfgoed.be

Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – http://www.waaserfgoed.be – De Dodendraad

Spionnen en smokkelaars

Aan de grensdraad wordt heel veel gesmokkeld: niet enkel etenswaren en vlas, maar bijvoorbeeld ook brieven van soldaten.  Enerzijds zijn er de avonturiers die met smokkelen grof geld verdienen, maar die tegelijk voor een zekere aanvoer van voedsel zorgen – zij het meestal aan woekerprijzen – voedsel dat anders toch maar door de vijand wordt opgeëist. Anderzijds zijn er de mensen die in dienst van de Belgische en Engelse inlichtingendienst belangrijke militaire informatie de grens over smokkelen.

Aan het hoofd van deze inlichtingendienst staan de gebroeders Verschraegen uit Moerbeke. Zij zijn aanwervers en koeriers.  Meer dan anderhalf jaar lang brengen zij duizenden rapporten over naar Nederland met inlichtingen over vliegtuigen, forten en legers. Eén van de medewerkers van de gebroeders is Frans Geerinck, zaalwachter in het station van Lokeren. Hij houdt nauwgezet bij welke transporten er in het station passeren, welke goederen of hoeveel soldaten ze vervoeren, van waar ze komen en waarheen ze rijden. Ook zijn zoon Raymond, die ‘schrijft op een postbureel’ te Brussel, helpt hierbij door alle rapporten van zijn vader in drukletters over te zetten. Hij doet dit op de zolder van hun woning, met zicht op het station.

In december 1917 worden de gebroeders Verschraegen, vader en zoon Geerinck en dienstoverste notaris Heirman uit Lokeren-Nieuport opgepakt. Ze worden gefolterd in de gevangenis te Gent. In maart 1918 wordt Frans veroordeeld tot tien jaar dwangarbeid, Raymond wordt vrijgesproken bij gebrek aan bewijzen.  Notaris Heirman wordt veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid en de gebroeders Verschraegen worden ter dood veroordeeld.

Restanten van de Grote Oorlog in Lokeren

In Lokeren zijn er niet veel restanten meer die herinneren aan de Eerste Wereldoorlog. Café De Patrijs waar de Belgische soldaten zich omsingeld voelden langsheen de ‘Zeelschen Steenweg’, staat er bijvoorbeeld niet meer. Ook de paraplufabriek in de Roomstraat – bij de Lokeraars beter bekend als Caravelle Sport – die dienst deed als gevangenis, werd recent nog afgebroken.

Gelukkig waren er Lokeraars die dagboeken bijhielden of andere geschriften, zoals journalist Cyriel Vlaminck die interviews afnam van mensen die de oorlog hadden meegemaakt. In 1923 verscheen van hem het boek ‘Het Etappengebied in België tijdens den oorlog 1914-1918’ op 70.000 exemplaren. Dit werk biedt een schat aan levendige taferelen en persoonlijke getuigenissen over de Eerste Wereldoorlog in Lokeren en omstreken.

Projecten ter herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog

In 2014 zullen in Lokeren evenementen en activiteiten worden georganiseerd om de gebeurtenissen van honderd jaar geleden te herdenken. Zo komen er publicaties, ondermeer van het levenswerk van Marc De Roep. Hij ging op zoek naar het leven, de dood en de grafplaats van 100 van de circa 125 gesneuvelden uit Lokeren, Daknam en Eksaarde.

Mogelijks wordt alle info met betrekking tot de herdenking van de Eerste Wereldoorlog online gezet op een  subwebsite van een vernieuwde www.lokeren.be.

Er komt een tentoonstelling en Rudi De Clercq zal lezingen geven over de Grote Oorlog te Lokeren: ‘Het wordt geen echte gidsbeurt door de stad, maar eerder een lezing’, zegt Rudi, ‘net omdat er zo weinig tastbare restanten overgebleven zijn in de stad.’

Als Rudi De Clercq vertelt over Lokeren in de bange dagen van de zomer en herfst in 1914, dwaal je in gedachten mee door de Lokerse straten waar mensen op de vlucht slaan, waar je kanonschoten hoort, waar het monster van de oorlog je dreigend op de hielen zit. Dit worden lezingen om naar uit te kijken!