Maandelijks archief: mei 2020

Zoals het klokje thuis tikt

Mijn grootouders hadden drie regulateurs. Ik geloof dat mijn grootvader ze allemaal had gewonnen met het duiven melken, zijn duiven vlogen regelmatig in de prijzen. En toen bompa en bomma overleden waren, kregen mijn grootouders ook nog hun regulateur erbij. Deze was groter, steviger en sloeg elk kwartier, een Westminster dus.

Omdat niemand van de familie geïnteresseerd was in deze ouderwetse klokken, erfde ik er twee. Wat er met de andere twee is gebeurd, dat weet ik niet, ik vermoed dat ze op het containerpark zijn beland. Ik kon ze niet alle vier nemen, want Ronny had er ook al een geërfd van zijn ouders, maar deze is een tiental jaar geleden finaal stuk gegaan.

Toen we naar ons appartementje verhuisden, was daar geen plaats voor twee regulateurs. Maar van de Westminster kon ik geen afscheid nemen. Integendeel, ik bracht hem naar een klokkenmaker voor volledig nazicht en herstelling.

Door de coronamaatregelen duurde het twee maanden langer vooraleer ik mijn Westminster kon ophalen. Vorige week was het eindelijk zover: de klokkenwinkel in Zomergem mocht weer zijn deuren openen. Wat was de regulateur van mijn overgrootouders mooi geworden! Wijzerplaat, slinger en ruitjes mooi opgeblonken en nog belangrijker: de klok werkt nu perfect en slaat terug elk kwartier.

Het voelde aan als een plechtig moment toen we de Westminster in onze woonkamer aan de muur konden hangen. Ik kreeg er zowaar een krop van in de keel.

We hebben aan onze buren gevraagd of het klokgelui om het kwartier (zowel overdag als ‘s nachts) hen niet stoort. Gelukkig hadden ze het zelfs nog niet gehoord!

Als ik het aan mensen vertel, is hun reactie dat zo’n ding te veel lawaai maakt, maar voor ons is dat niet zo. Het brengt hier zelfs rust in huis. Er zijn er die denken dat ik zo blij ben omdat die klok veel geld waard is, maar ook dat is niet waar, ze heeft enkel nog emotionele waarde. En voor mij is die torenhoog.

Onlangs las ik “Stil de Tijd” van Joke Hermsen. In dit boek pleit de auteur voor onthaasting en voor een langzamere toekomst. Ze maakt het onderscheid tussen de voortrazende kloktijd en onze innerlijke tijdsbeleving. De Grieken noemden deze respectievelijk Kronos en Kairos. De eerste staat voor de kloktijd, de reële tijdsmeting. Kairos staat voor de tijd zoals wij hem ervaren : de tijd die vliegt als je met iets leuks bezig bent, en kruipt als je moet wachten op iets.

Tot net voor corona leefden we in onze maatschappij bijna uitsluitend op het ritme van Kronos: alle uren van de dag mooi ingepland, zelfs de vrije tijd werd volgepropt met activiteiten en het resultaat: iedereen had tijd te kort – druk, druk, druk! We leken wel bang om even niets te doen, elk vrij moment in onze agenda moest optimaal worden benut.

Nochtans is bewezen dat het loont om af en toe verveling of nietsdoen toe te laten. Hermsen zegt hierover: “Vandaar dat een idee of oplossing je vaak pas te binnen schiet als je onder de douche staat, even op de bank gaat liggen of een wandeling maakt, kortom als je niet doelgericht en actief met iets bezig bent en je overgeeft aan de verveling.”

Als corona ons iets geleerd heeft, is het dat we ook anders met tijd kunnen (en moeten) omgaan. Ik hoor veel mensen zeggen dat ze nu hun tijd anders ervaren, dat ze zelfs minder tijdsbesef hebben: ze bedoelen geen besef van de Kronos tijd.

Uiteraard is Kronos tijd belangrijk in onze huidige samenleving. Hoe zouden we anders met elkaar afspraken kunnen maken, school- en werktijden regelen enz. De kunst is een gezonde balans te vinden tussen Kronos en Kairos. En ik hoop dat we daar na corona allemaal in slagen, als mens én als samenleving.

Sedert we in Massemen wonen, heb ik onbewust geprobeerd dit evenwicht te vinden. Loskomen van de kloktijd en open staan voor een andere beleving van tijd. Dat laatste zou een voorwaarde voor creativiteit zijn.

En tegelijk zit ik hier nu met een Westminster die puur Kronos is en die zich elk kwartier laat horen. Alhoewel net dit me laat beseffen hoe relatief het begrip “tijd” is. Soms denk ik: is er alweer een kwartier verstreken? Op een ander moment schrik ik dat het al zo laat is en heb ik het gevoel dat ik het slagwerk van de laatste paar uur niet eens heb gehoord. Ik ben op zo’n moment zelfs al eens gaan kijken of de klok niet was stilgevallen.

‘s Morgens vroeg hoor ik de vogels door het open raam kwetteren en binnen is er het zachte tikken van onze klok, als de hartslag van het verleden. De herinnering aan mijn (over)grootouders. En dan weet ik dat het goed is. Dit is thuis, waar het klokje tikt als nergens anders.

Afscheid van Rita

De dag van je begrafenis. Op weg er naartoe een heftige wind, even heftig als jij in je reacties kon zijn. Maar ook af en toe een deugddoend zonnestraaltje.

De dag van je begrafenis. Niet volledig zoals jij ze tot in detail had voorbereid. Maar veel intiemer, met enkel je kinderen en kleinkinderen, je broer, schoonzussen en schoonbroer, je nichtje, je beste vriendin-schoondochter, twee trouwe vrienden en ikzelf. Meer mensen liet corona niet toe.

Het was een intieme plechtigheid met veel persoonlijke getuigenissen, waarvan ik er enkele voorlas – voor wie het emotioneel niet aankon dat zelf te doen. Er werden veel traantjes weggepinkt, vooral als de kleinkinderen aan het woord kwamen. De oudste kleinzoon kende je op zijn duimpje, er werd hier en daar instemmend geglimlacht toen hij zei: “en als het u niet aanstond hadden we het allemaal wel geweten.”

Dominique noemde jou de sterkste vrouw die ze ooit heeft gekend, voor de buitenwereld een harde tante, maar achter die ruwe bolster zat een klein hartje. Je was, zoals David je beschreef: een robuuste maar tegelijk een zeer kwetsbare dame.

Jouw broer omschreef treffend hoe jij op de diagnose van ongeneeslijke kanker reageerde: “u hebt dat gelaten aanvaard alsof het iets doodgewoons was. Nooit heb ik u horen klagen en u had zelfs de moed om uw eigen begrafenis tot in de puntjes te regelen. Persoonlijk had ik het daar veel moeilijker mee dan u.”

De getuigenis van Evelyne was voor mij het moeilijkst om voor te lezen, Rita. Jij hebt de laatste twee maanden, tot twee dagen na jouw verjaardag eind april, bij Evelyne en haar gezin ingewoond. In elk woord, in elke zin klonk een eindeloos verdriet en gemis voor haar “moederke”. Jij vertelde mij herhaaldelijk hoe dankbaar je was voor alles wat jouw dochter voor jou gedaan heeft.

De muziek die jij zelf gekozen had, Rita, zal me voortaan altijd aan jou doen denken. Het is de muziek waar jij de laatste maanden herhaaldelijk, bijna constant, naar luisterde.

Ik ben de familie heel dankbaar dat ik mocht aanwezig zijn op jouw afscheid. En wel hierom:

In de kerstperiode nodigde Rita me uit op de koffie. Ze vertelde mij dat ze haar begrafenis aan het voorbereiden was. Ze had brieven geschreven aan de kleinkinderen, de muziek gekozen voor haar afscheid, en met de begrafenisondernemer waren er ook al afspraken gemaakt. Maar er was nog één iets niet in orde en daar kon ik haar mee helpen, zei ze.

Ze zei dat er nog een paar mensen waren die ze tijdens de afscheidsdienst wou bedanken en aangezien zij dat op dat moment zelf niet meer zou kunnen (zo zei ze het letterlijk!), vroeg ze aan mij haar woorden te noteren en ze tijdens de begrafenis voor te lezen.

Toen ik haar een laatste keer ging bezoeken, die laatste zondag dat ze bij Evelyne & David thuis was, fluisterde ze me toe: “Linda, niet vergeten wat ik u gevraagd heb hé.” Ik begreep niet alles wat ze me tijdens dat laatste bezoekje vertelde, maar deze woorden waren klaar en duidelijk, want die bedanking was o zó belangrijk voor haar.

Zo heb ik mijn laatste belofte aan jou kunnen nakomen, Rita. En het is weer typisch jou hé, dat je het laatste woord moest hebben, zelfs al was je er fysiek niet meer.

Tussen de foto’s die werden geprojecteerd, was er eentje waar wij met ons twee op staan, allebei nippend aan een cocktail. Ik herkende de foto onmiddellijk: twintig jaar geleden, in Turkije. Ik koester duizenden mooie momenten die we samen hebben gedeeld met onze “mannen van de Filliers-club” Herman en Ronny. Herinneringen niet alleen aan de Kouterslag, maar ook aan de bezoekjes bij elkaar thuis en aan onze vakanties samen.

Het onverwachte overlijden van Herman zes jaar geleden kwam voor iedereen hard aan, maar voor jou het meest. Nu zijn jullie weer dicht bij elkaar.

Het afscheid van jou voelt aan als de laatste bladzijde lezen van een prachtig boek. Met veel spijt dat het uit is, maar met dat grote verschil dat je een boek wel kan herlezen.

Het verhaal dat wij samen mochten beleven, dat is ten einde. Maar troost je: het was een prachtig en uniek verhaal, om nooit meer te vergeten.

Dank voor alles, moeke Rita. Ik ben blij dat ik je vriendin mocht zijn.

Terug naar Eden

Als kind had ik heel vaak het gevoel dat ik in een tuin van Eden leefde.

Tot mijn zevende was ik enig kind en mijn ouders werkten allebei in een ploegensysteem. Dus woonde ik een groot deel van de tijd bij mijn grootouders (langs vaders kant). Zij hadden een grote moestuin en een “land”. Dit land was een stuk akker dat ze van een naburige boer mochten gebruiken, of huurden – dat weet ik niet precies. Mijn grootvader nam me regelmatig mee naar het land. We vertrokken – naar gelang het seizoen – met zaad- en plantgoed of met rieten loofmanden, ook harken en spades die pepe over zijn schouders meedroeg. Soms mocht ik in een mand zitten en droeg hij me zo mee. Ik vond het heerlijk daarin mee te deinen op de maat van zijn stappen.

In mijn herinnering is het altijd zomer. We stappen langs een wegeltje tussen het akkerland en de moestuinen van de buren naar de achterkant van de akker. Op deze akker staan afwisselend het ene jaar aardappelen en het andere jaar koren. Het ruikt er heerlijk, de hitte zindert boven de korenaren en ik hou van het blauw van de bloemen, korenbloemblauw. Op terugweg naar huis mag ik een ruikertje plukken. Ik wil er ook rode klaprozen bij en begrijp niet waarom de rode blaadjes altijd loslaten van zodra het steeltje wordt geplukt.

Het ruikertje is voor mijn overgrootmoeder, bij wie we dagelijks langs gaan. Ze is de pleegmoeder van mijn grootvader en zij woont samen met zijn vader, mijn bompa, in een huisje met een prachtige tuin. Eigenlijk zijn het drie tuinen: in deze dicht bij het huis staan twee kerselaars, een met witte kersen en een met donkerrode. Daaronder een houten bank waarop we gaan zitten om koffie of limonade te drinken. Ik krijg bij elk bezoek een snoepje van “Bomma Spek” en zij zet mijn bloemen altijd onmiddellijk in een vaasje, haar tuintje en keuken staan vol bloempotten die ze zelf heeft geschilderd, met bolletjes in verschillende kleuren. De andere tuin is bompa zijn domein: een moestuin waar alles netjes in bedden groeit. Tussen die twee tuinen staat een duivenhok van mijn grootvader. Die duiventil is de reden van de dagelijkse bezoekjes. Helemaal achteraan is het derde gedeelte van de tuin, waar enkel hoge sparren staan, met er middenin een overdekte houten bank. Daar is het ‘s zomers zalig zitten als het zachtjes regent en de natuur bedwelmend geurt.

Enkele maanden geleden zijn we verhuisd naar “de buiten” dicht bij de Watermolen te Massemen. En hier komen alle geuren en kleuren van vroeger, alle herinneringen terug tot leven. Na honderd meter wandelen loop ik tussen de velden en weiden, ik zou er kunnen over grachten springen – zoals vroeger met de buurjongens van mijn grootouders.

Het is een feest de natuur te zien ontwaken na de kale winter, vanuit mijn zetel zie ik door het grote raam veel vogels vliegen, een koppel eksters maakt een nest in een populier. Bij de watermolen zien we af en toe de ijsvogel, de torenvalk cirkelt soms hoog in de staalblauwe lucht. Ik geniet van de romig witte en donkergrijze wolken die prachtig contrasteren. Als het regent, gaan de vensters open om de geur van de natuur binnen te laten. Ik volg ‘s avonds de maan en denk aan mijn grootvader, die pas zaaide of oogstte als de maan “goed zat”.

De lievelingsbloemen uit mijn jeugd bloeien nu in ons kleine tuintje: viooltjes, fuchsia en blauwe druifjes. Ik leef te midden van de geuren en kleuren die me als kind omringden. En ik denk heel vaak aan mijn grootouders, wiens naam we ons hebben aangemeten: nu zijn wij op onze beurt meme en pepe.

De cirkel is rond. Ik waan me weer in Eden.