Categorie archief: het leven

Kerkhofbloemen

neen, ik kom niet met bloemen naar jullie vandaag

want velen hebben zelfs geen graf op een kerhof

de assen verstrooid in de wind

of ergens bewaard in een urne

maar vooral

bewaard in mijn hart

Herinneringen bloeien doorheen elk seizoen

en houden ons verbonden

door weer en wind

waarheen ik ook ga

Gent, Parijs of Londen

Soms droom ik dat er een feest is

met jullie allemaal

grootouders, tantes en nonkels

familie waar ik zo van hield

kinderen die we verloren

en vrienden veel te vroeg gegaan

Jullie feesten zonder veel woorden

er zijn voor elkaar

te weten ‘t is goed

er is hier een plaats aan ons tafel

En zie wie nu ook daar is

de man die ons onlangs verliet

de man die kon feesten en dansen

die zingt nu met jullie uitbundig zijn lied!

De dood is niet vatbaar en dat is goed

maar ik pleng nog een paar stille tranen

zoals alleen een dochter

voor haar vader dat doet

getroost door zonnen en manen

Gemis

Bijna vier maand geleden zag ik onze pa zijn allerlaatste teugje adem nemen en weer loslaten. Ik hield hem vast terwijl hij het leven losliet, het was een verlossing na een lange lijdensweg.

De dagen en weken erna hadden wij het druk met regelen van het afscheid, regelen van (véél) paperassen, regelen van een leven alleen voor ons ma – zonder onze pa.

Jawel ik had verdriet, jawel er was een gevoel van gemis. De lege zetel als we de keuken in het ouderlijk huis binnenkomen, het gevoel van pa zijn privacy te schenden als we naar documenten zoeken in de stapeltjes die hij heel zorgvuldig geklasseerd en bijgehouden heeft, het verdriet dat ons ma voortaan alleen verder moet, zonder hem …

Maar dat was nog niet het echte rauwe verdriet, het echte aangrijpende gemis … Dat zit blijkbaar vooral in kleine details. Hem een sms’je willen sturen om te vragen of het past dat we langskomen, of om te zeggen dat we goed zijn aangekomen op onze reisbestemming. En je dan meteen ook realiseren: ik moet, kán hem zelfs geen bericht meer sturen. Een nieuw lied horen en denken: dát zou pa graag gehoord hebben! Zoals “Lekker blijven hangen” van Margriet Hermans. In gedachten hoor ik het hem meezingen. Of een van de liedjes horen die we speelden op zijn afscheid. Ik luister daar nog veel en graag naar, ook al roept dat tegelijk pijn en verbondenheid op.

Ik wil hem nog over de klein- en achterkleinkinderen vertellen. Dat wij met onze oudste zoon naar Dresden reisden in zijn geliefde Duitsland. Dat de annabellen op hun zijgevel zo mooi in bloei staan, de bloemen die hij in het vroege voorjaar nog snoeide en verzorgde, met enorm veel moeite, zodat “zijn Denisken” daar zou kunnen van genieten deze zomer.

Net als het geluk zit ook het verdriet in een klein hoekje, het overvalt je als je het het minst verwacht. Als een donderslag bij heldere hemel, als een tranenvloed op een heel gelukkig moment.

Nooit meer kunnen delen, dat is het grootste gemis.

De Samariakloof – deel 2: mijn pelgrimstocht

De Samariakloof dus.

Nog voor we de reis boekten, had ik me al voorgenomen deze wandeling te maken. Mijn stevige stapschoenen stonden als eerste te trappelen toen de valiezen werden gepakt. En zoals altijd ging er ook een boek mee op reis: “Camino” van Graeme Simsion en Anne Buist. Een boek dat ik niet zelf had gekozen, maar dat ik zou lezen voor de samenkomst van mijn leesclubje eind juni.

En zie: toeval bestaat niet! “Camino” beschrijft de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela die twee mensen maken nadat ze een moeilijke periode achter de rug hebben, ze gaan op zoek naar een nieuwe (of net oude?) versie van zichzelf en ze willen alles eens op een rijtje zetten, onnodige ballast loslaten …

Wellicht was dat wat ik ook zocht, na de zes zware laatste maanden van mijn zieke vader en zijn overlijden in april, na een echtscheiding in de familiekring, het hervonden evenwicht na Ronny zijn gezondheidsproblemen met verhuis en aangepaste levensstijl als gevolg, het nu “officieel” in pensioen zijn …

Op pinkstermaandag 6 juni werd ik om 8 uur opgehaald aan het hotel. Tot mijn verbazing stonden ook drie kranige tachtigers (2 dames en 1 heer) samen met mij op de bus te wachten en ik dacht al: als zij het kunnen, is dat voor mij zeker geen probleem. Wishful thinking, zo bleek achteraf, want de drie moesten al na 10 minuten rechtsomkeer maken …

De rest van het gezelschap waren twintigers en dertigers, allemaal Franse toeristen. De gids was Christophe, een Griek die vloeiend Frans en Engels sprak – een vat vol wijsheid, een wereldburger die over alles kon meepraten.

Eigenlijk waren we te laat vertrokken, zei Christophe, want het zou tegen 11 uur aanlopen voor we de kloof in zouden stappen, op het heetste van de dag dus. En de temperatuur zou tot 34 graden Celsius oplopen.

In Osmalos hielden we nog even halt voor een sanitaire stop en daar kocht ik nog enkele bananen voor onderweg, als aanvulling voor de energierepen in mijn rugzak.

De afdaling verliep vlot, al kon ik niet echt van de prachtige natuur genieten omdat ik constant moest kijken waar ik op en tussen de keien en rotsen mijn voeten moest plaatsen, ik had schrik voor kwetsuren. Dan maar af en toe halt gehouden om een foto te nemen. Ik liep mee met de eersten van onze groep van 25, zodat ik als eerste bij de bronnen-rustplaatsen aankwam en met de eersten terug verder trok.

Halverwege bereikten we het verlaten dorp Samaria. En daar begon het fout te lopen voor mij. Ik werd overmand door een plotse vermoeidheid en maakte de fout op een bank te gaan zitten en mijn hoofd even te rusten te leggen op tafel. Ik werd wakker toen er een mooie vogel naast mij kwam zitten en nam een foto (één van de laatste die dag). Toen werd ik geroepen door de gids: we moesten voortmaken, zoniet zouden we de boot missen. Pas toen realiseerde ik me dat de groep al lang vertrokken moest zijn … Ik bleef als laatste achter met de gids, die met een stevige pas over de rotsen leek te zweven: stijgen, dalen, over de rivier (via houten vlonders of van de ene kei op de andere springend), terug stijgen, dalen, over de rivier … enz.

Soms liep Christophe een honderdtal meter voor mij en bleef hij staan roepen: “pas par là Linda! Vas-y à gauche!” Tja, ik kon niet altijd zien waar het “pad” lag dat hij had gevolgd, ik viel soms in het water (heerlijk fris!), gleed uit over de rotsen. De moeite liet zich goed voelen, maar we schoten op, want de plaatjes met aanduiding van het aantal kilometer die we nog te gaan hadden, volgenden elkaar (naar mijn gevoel) redelijk snel op.

Tot het bordje met de allerlaatste kilometer … Ineens zag ik rechts parasolletjes met strooien dakjes staan, mijn hart maakte een sprongetje! Maar neen, het waren rotsen. Dan zag ik links een houten chalet met reclamepanelen. Ook dit bleek een rotsformatie te zijn. Ik zag mensen samen staan, dacht dat ik de groep had ingehaald … Allemaal fata morgana.

Ik had niet meer de moed mijn rugzak af te nemen om mijn gsm te nemen voor foto’s of om eten of drinken te nemen. Aan de “ijzeren poort” nam Christophe foto’s van mij, maar die zal ik wellicht nooit te zien krijgen. Misschien maar goed ook!

En eindelijk, eindelijk bereikten we het einde van de kloof, een fantastisch gevoel! Tot Christophe zei dat ik de laatste 700 meter moest proberen te lopen, want dat we de boot gingen missen. Ik herinner me dat ik hem nog vroeg of de geiten in de weide links kri-kri-geiten waren (natuurlijk niet). Daarna is het licht uitgegaan bij mij.

Het volgende wat ik me herinner, is dat twee Griekse mannen me in een witte plastieken tuinstoel hesen en ik niet goed op mijn benen kon blijven staan. Blijkbaar was de boot al vertrokken toen we de steiger bereikten, maar had hij rechtsomkeer gemaakt. Zelf was ik nog compleet in de war want ik dacht dat ik op de verkeerde boot zat (ik herkende niemand). Ik zat op een stoel tussen jeeps, auto’s en camionettes. Er werd me eten aangeboden (slaatje met bonen) want iedereen zei dat ik te weinig had gegeten, ik kreeg een zak ijs in mijn nek en er werd meteen geregeld dat ik met een Griek in zijn jeep kon meerijden tot aan onze bus.

Eenmaal op de bus overviel me het gelukzalige gevoel dat ik het had gehaald. Tijdens de stukken die ik helemaal alleen had afgelegd in de kloof, had ik het gevoel dat alle schuldgevoelens waar ik tot dan toe mee worstelde, van me waren afgleden. Ik was fysiek en mentaal helemaal leeg. Het voelde als een nieuwe start.

Ik dacht dat ik geen enkel fysiek letsel had, tot ik in het hotel terugkwam. Daar stelde ik vast dat de nagels van mijn grote tenen er niet zo goed uitzagen, dat mijn knieën geschaafd waren. Kleine ongemakken die vanzelf herstellen dus.

Nog nooit in mijn leven ben ik zo diep gegaan, heb ik me zo leeg gevoeld. Maar tegelijk stroomde ik vol levenslust en energie om er weer tegenaan te gaan.

Merci Samaria!

Papillon

Dromen, het is iets eigenaardigs, heel persoonlijk en fascinerend.

Zo ondervind ik bijvoorbeeld dat ik tijdens mijn dromen dezelfde gedragingen, mankementen en eigenaardigheden aan de dag leg als in mijn “wakkere” momenten.

Van dat laatste werd ik me deze nacht op een bijzondere manier bewust.

Ik droomde over een vriendin die ik al langere tijd niet meer heb gezien. In mijn droom ontmoette ik haar en ze zei dat ze met haar man naar een optreden was geweest van een rockband. Ze noemde de naam niet, maar ik wist onmiddellijk over welke groep ze het had, het verwonderde mij zelfs dat zij – en zeker haar man – daar fan van waren.

Nu heb ik dat al langer, dat ik niet op namen kan komen. Maar vannacht had ik dat zelfs in mijn droom. Ik vroeg: je bedoelt toch de groep waarvan Tom Smith de zanger is? Jawel, die was het. En het lied waarmee ze bij ons bekend werden, is “Papillon”? Ja hoor. En ze zingen ook “No sound but the Wind”! Inderdaad.

Hoezeer ik er ook over nadacht, de naam van de groep schoot me niet te binnen. En toen ik wakker werd, bleef ik liggen zoeken.

Het gevolg laat zich raden: ik ben opgestaan en ben op de laptop gaan opzoeken welke groep mijn vriendin had zien optreden. Editors! Zo blij als een kind ging ik terug in bed liggen in de hoop weer in slaap te vallen en in dezelfde droom terecht te komen, om aan mijn vriendin te zeggen dat ik de naam had gevonden: Editors!

De slaap is niet meer gekomen, en de droom kreeg dus geen vervolg. Wel heb ik me de hele ochtend lopen afvragen waarom ik in ‘s hemelsnaam over een Britse rockband droom. Ik had met mijn vriendin wel wat anders te bespreken.

Misschien vond mijn onderbewustzijn dat ik haar toch maar eens moet bellen en zeggen wat ik over haar heb gedroomd. Ik zal eraan denken als op de radio nog eens een song wordt gespeeld van … hoe heten ze alweer?

Winterslaap

Waarom houdt de mens geen winterslaap? Daarom niet letterlijk slapen, maar het rustiger aan doen, leven met het seizoen en meer tijd binnenshuis doorbrengen, lekker warm. Overdag naar buiten om een frisse neus te halen, in de wind te lopen. En dan weer genieten van de nestwarmte.

Warmte, stilte, tot rust komen en onthaasten. Wintersoep eten en wafels bakken. Door het beregende raam naar de kale bomen zitten kijken en naar de kleuren die de herfst heeft achtergelaten, naar de wolken die steeds weer andere tinten trekken in de grauwe lucht, de zon die zich af en toe laat zien als wou ze zeggen: wees gerust, ik ben er nog.

En vooral: eventjes geen gezeur, geen “moeten”, geen klokvaste afspraken, geen rotvaart.

Vertaald naar onze tijdsgeest: even weg van de sociale media, van de ik-weet-het-allemaal-beter mentaliteit, van de drukte en het gejaag, van de nieuwsberichten, van de zorg voor alles en iedereen, van de goede raad en van het eeuwige vragen naar het waarom.

Een winter, een maand, een week of al was het maar één dag lang … enkel rust en stilte. In mijn zetel bij het venster, met een boek in de handen en een spinnende poes op de schoot.

Alsof burn-out geen ziekte zou zijn

“Ik dacht dat ik wist wat burn-out was, tot ik er een kreeg” is een boek dat ik zelf zou kunnen geschreven hebben, het zit barstensvol momenten van herkenning. Ook al zijn geen twee burn-outs hetzelfde en is het voor iedereen anders, iets persoonlijks. Burn-out uit zich bij iedereen op een andere manier. Maar vooral de reacties van de buitenstaanders zijn blijkbaar overal hetzelfde. En net daarom is dit zo’n goed boek.

Op de cover staat vermeld dat het een “anti-zelfhulpboek” is, dat je het niet moet lezen als je net de diagnose hebt gekregen. Alsof dat mogelijk zou zijn. Wie ooit een burn-out kreeg, weet dat lezen in die eerste periode niet lukt: je kan wel lezen, maar je weet niet wat je leest, het dringt niet door. Je brein zit barstensvol, er kan niets meer bij. En dat brein blijft maar doordraaien, dag én nacht, in sneltempo … waardoor je geen moment rust krijgt, zelfs als het uiteindelijk lukt om in slaap te vallen, werkt het brein door in je dromen en nachtmerries.

Marijn Sillis zoekt in het eerste deel van zijn boek naar de definitie van burn-out, daarna beschrijft hij zijn persoonlijke ervaringen. Niet enkel het ziektebeeld, maar ook wat er allemaal komt bij kijken. Een burn-out is niet zomaar thuis blijven en rusten, want rusten is precies datgene wat niét lukt.

Het is naast een gevecht met jezelf ook een strijd met de administratie. Op die administratie zit je trouwens niet te wachten als je hoofd al aan honderd per uur doordraait. Probeer je hoofd maar eens koel te houden als je werkgever of collega aan je ene mouw trekt, het ziekenfonds of de verzekering aan de andere … Of als mensen uit je omgeving (vol goede bedoelingen) erop aandringen om samen iets te doen wat je leuk vindt – je bent te moe om wat dan ook leuk te vinden. Of: doe maar iets wat je graag doet! Je doet niets meer graag, echt niets. Er is geen energie voor, want ook fysiek ben je leeg, helemaal leeg.

Marijn Sillis beschrijft ook de vermoeiende zoektocht naar hulp. Goede therapeuten zijn moeilijk te vinden (en je hebt geen energie genoeg om lang te zoeken), daar moet je echt geluk mee hebben. Want sommige dokters en therapeuten weten niet altijd wat burn-out precies is en hoe je ermee omgaat, er zijn er die denken dat het uitsluitend werkgerelateerd is – ook een mythe! Al is het wel zo dat burn-out meestal mensen treft die graag en hard werken, die van geen opgeven willen weten, die maar blijven doorgaan tot … Mensen die “het“ meestal niet zien aankomen.

Voor mij is “Ik dacht dat ik wist wat burn-out was, tot ik er een kreeg” een boek dat vooral zou moeten gelezen worden door mensen die beroepshalve of in hun eigen omgeving met personen in contact komen die een burn-out hebben. Niet zozeer door de patiënten zelf – het is niet echt een zelfhulpboek, inderdaad.

Sillis schreef een hoopgevend boek: ooit wordt het beter, in uitzonderlijke gevallen na enkele weken, soms pas na enkele maanden of jaren … En de kans om terug tegen die muur aan te lopen blijft groot, maar je leert de tekenen te herkennen en gas terug te nemen. Een aanrader voor wie zich wil inleven in het verhaal van Marijn Sillis en daardoor zijn of haar beeld van mensen met burn-out misschien kan bijstellen.

Rat Race

Ratten vertonen gewelddadig gedrag als hun omgeving overbevolkt geraakt. Dat blijkt uit meerdere experimenten. Daarbij is er ook sprake van een soort ziekelijk (pathologisch) aan elkaar klitten, wat alle andere normale gedragspatronen ontregelt, zoals het paren, nesten bouwen en voor de jongen zorgen. In bepaalde experimenten was er een ‘kindersterfte’ tot 96%.

Overigens is bekend dat niet alleen ratten maatregelen nemen om hun populatie in te dijken, als dat nodig is. Ook andere soorten nemen soms ingrijpende maatregelen. Het meest dramatische voorbeeld is dat van walvissen die collectief zelfmoord plegen.

Ook bij de mens kan groeiende frustratie vanwege te dicht op elkaar zitten zich uiten in onderlinge agressie. En dit zal alleen maar erger worden, want in de laatste halve eeuw is de wereldbevolking gewoonweg verdubbeld en deze groei is exponentieel … Moeten we ons niet dringend over dit “probleem” gaan buigen en naar oplossingen zoeken? De oppervlakte van onze aarde is begrensd en de energie- en voedselvoorraden zijn niet onbeperkt.

Gelukkig heeft de mens, in tegenstelling tot het dier, het vermogen om over zichzelf na te denken. Doordat de mens kan redeneren, is hij in staat tot planmatig handelen. De mens heeft als soort zijn levenskansen enorm vergroot (voedselvoorziening, geneeskunde enz.) en hij heeft zich ook minder afhankelijk gemaakt van zijn directe omgeving. Waar lokaal onvoldoende of te weinig gevarieerde voedselvoorziening voorhanden is, laten we voedsel uit het buitenland overkomen. In het dierenrijk is zoiets ondenkbaar.

Bij de aanwezigheid van (te) veel mensen is er ook de noodzaak om het onderlinge contact te reguleren, in ons land gebeurt dat door een democratisch bestel. Maar regulering doet per definitie afbreuk aan de beslissingsvrijheid (autonomie) van het individu. Het effect kan positief van aard zijn, maar ook negatief. In het laatste geval treedt er vervreemding op: de mens herkent zijn omgeving niet langer als iets van hemzelf. De behartiging van de belangen van een massa verschillende mensen is ook een complexe zaak. Mensen herkennen zich niet in de besluitvorming van het politieke bestel of voelen zich er niet bij betrokken. Ook dit heeft vervreemding tot gevolg.

Het gevolg: frustratie en stress. Er zijn mensen die zich kunnen ontspannen in de natuur, door meditatie, fitness, sport of lezen. Anderen zijn depressief, angstig, krijgen allerlei lichamelijke klachten of bestrijden hun overgeprikkeld zijn door te grijpen naar alcohol of andere al dan niet verslavende middelen. Er zijn ook mensen die de extra stress nóg negatiever verwerken: zij reageren zich af door verbaal en fysiek geweld of komen in de criminaliteit terecht.

Mensen hebben ruimte nodig om fysiek en psychisch te kunnen overleven. De grenzen van die ruimte zijn moeilijk af te bakenen, vooral als het gaat om de kwaliteit van ons bestaan. Wie zal de kritische hoeveelheid mensen op een beperkt oppervlak bepalen? En vooral: wie zal deze grenzen aanvaarden en/of bewaken? Een heel delicate materie!

Mensen komen immers pas in actie als ze zich bedreigd voelen in de bevrediging van hun basisbehoeftes (piramide van Maslow). Daarom is het wenselijk om niet alleen voor ogen te houden dat het nu en in de toekomst minder goed gaat met de voedselvoorziening en dat de behoefte aan zuivere lucht en water in het gedrang komt. Maar eveneens dat onze veiligheid en de bestaanszekerheid van onze soort op het spel staan.

Waar wij tekortschieten als mens, worden we wel eens door de natuurwetten gecorrigeerd.

Rings a bell?

Als je mentaal kwetsbaar bent

Depressie, burnout, mentale kwetsbaarheid … Het is iets onbegrijpelijks als je het niet zelf of van dichtbij hebt meegemaakt. En mensen in die situatie botsen regelmatig, om niet te zeggen dagelijks, tegen een muur van onbegrip:

“Je ziet er toch goed uit. Het is toch al lang genezen nu? Is het herbegonnen? Hoe lang is dat nu al dat je thuis zit? Neem je wel de juiste medicatie? Je moet je er tegen verzetten! Kom eens meer buiten, ga eens wandelen. Wil je er met mij over praten? Dat zou je goed doen. Zou je niet dit of dat proberen? Ik ken iemand die … “ Allemaal heel goed bedoeld natuurlijk.

Maar mensen lief! Ik heb dit allemaal al geprobeerd, ik doe echt wel mijn best, maar af en toe lukt het niet, of toch: maar het gaat traag en stapje per stapje, met af en toe een terugval. Ik zou het ook liever anders zien, geloof me, ik doe dit niet met opzet.

Anderhalf jaar geleden ging bij mij het licht uit, van de ene dag op de andere. Eigenlijk ging het al een hele tijd niet goed, maar daar was altijd wel een grondige reden voor – vond ik. Ik hield me sterk en deed wat er van mij verwacht werd. Ik vond dat ik geen andere keuze had. Maar steeds vaker kon ik niet alles doen zoals (ik vond dat) het hoorde, was ik niet tevreden over mezelf, vond ik dat ik tekortschoot. Dan maar een tandje bijgestoken, het zou allemaal wel los lopen.

Maar dat deed het niet, wel integendeel: het liep vast tot het op die ene dag plots blokkeerde. “Het”: mijn lichaam blokkeerde, ik kon letterlijk geen stap meer verzetten, voelde me ziek en ellendig. Maar toch moest ik verder, want die dag werd Ronny ontslagen uit het ziekenhuis en ik moest hem ophalen. Ik herinner me hoe ik hem in de rolstoel van zijn kamer naar de parking duwde en dat die weg eindeloos lang leek, het zweet barstte me langs alle kanten uit en het leek of elke stap mijn laatste kon zijn. Ik herinner me verder niet veel meer van die dagen, wel dat alles me ongelooflijk veel moeite koste en dat ik wilde slapen, maar dat lukte enkel overdag. ‘s Nachts lag ik wakker en kwamen de tranen van onmacht.

Toen mijn griep (want dat dacht ik dat het was) na tien dagen nog niet genezen was, ging ik naar de huisdokter. Daar kreeg ik te horen dat ik geen griep had, maar een inzinking, of depressie, of burn-out … Iets dergelijks dus. Wat ik eerst niet kon en niet wou geloven.

Twintig maanden én een verhuis later … ben ik heel blij dat we uiteindelijk hier beland zijn. In ons nieuw huisje in een landelijke omgeving, met een klein tuintje vol bloemen en planten. Tijd om tot rust te komen, om te lezen en te schrijven, tijd om te wandelen en te fietsen, een project waar ik met veel plezier aan werk in het museum te Melle, veel leuke online contacten in het bestuur van enkele verenigingen, goede vrienden … Alles om gelukkig te zijn, want ook onze kinderen en kleinkinderen stellen het goed en dat is de allergrootste voorwaarde voor ons eigen geluk.

En toch, er is maar één vonkje, één woord of één kleine tegenslag nodig om me uit mijn lood te slaan. Dan wordt alles weer door een sombere bril bekeken en heb ik het gevoel dat ik taken krijg toebedeeld die ik niet aankan. Maar ik herken en erken die gevoelens nu vlugger en weet me er meestal tegen te wapenen. Al blijft de kwetsbaarheid wel altijd om het hoekje loeren.

Voilà, dit moest me even van het hart. Want ik moest weer eens iets vervelends loslaten.

En nu: weer verder stappen met een rugzakje dat iets minder zwaar weegt!

Samenleven met de mens

Filosofen noemen het tijdperk waarin we leven het Antropoceen: de mens heeft overal op, in en rond de aarde zijn sporen nagelaten. Meer nog, de mens waant zich heer en meester van de aardbol waarop we leven.

Het is misschien vergezocht de mens te vergelijken met een woekerplant. Wie ooit woekerplanten in zijn tuin had, weet dat je deze op tijd en stond moet inperken, er paal en perk aan stellen: tot hier en niet verder. Dit om te vermijden dat alle andere planten worden bedreigd of uitgeroeid.

Het zal even vergezocht zijn de mens te vergelijken met een koekoek: deze deponeert zijn ei in het nest van een ander en schuift zo zijn eigen verantwoordelijkheid door. Als er wat misloopt, is het altijd de schuld van een ander.

Op een lezing ter gelegenheid van de Dag van de Filosofie, hoorde ik professor Jean Paul Van Bendegem deze week het volgende zeggen:

Laten we even het begrip homo sapiens vergeten en spreken over de homo cohabitans: de mens die samenleeft met de andere levende wezens op deze planeet. Beschouw de aarde als een groot huis met veel kamers en de mens woont in één van deze kamers. De andere zijn bewoond door alle levensvormen hier op aarde. Niemand heeft de mens aangesteld als syndicus van het huis, hij heeft dus geen zeggenschap over het huis of over de andere bewoners. Op de maandelijkse bewonersvergaderingen heeft hij één stem, net als alle andere bewoners van het huis.

Dan stelt zich de vraag: hoe aangenaam is het om met ons, de mens, samen te leven?

Een wijs man, die professor. Homo sapiens sapiens.

(© foto: http://www.geekets.com)

De meeste dromen zijn bedrog

Regelmatig heb ik de vreselijkste dromen, nachtmerries. Ik word dan meestal angstig of huilend wakker, soms tot drie keer per nacht. Er zijn gelukkig ook rustige periodes zonder dromen. Maar de laatste weken …

Vroeger wist ik: dit is een nachtmerrie, dit heeft niets te betekenen. Soms was dit al duidelijk tijdens de droom zelf. Ik stond ‘s ochtends op en stapte gezwind terug het leven van alledag in.

De laatste tijd lijken mijn dromen steeds meer op de realiteit, het zijn hele verhalen, samenhangend en helemaal niet zo onmogelijk. Daardoor lijken nu ook sommige dagen op een nachtmerrie.

Een paar nachten geleden moest ik de vijf kleinkinderen van school halen, op vijf verschillende scholen. Ik was met de fiets vertrokken en realiseerde me pas laat dat ik hen daarmee niet kon vervoeren, dus fietste ik terug om de auto te halen. Er waren files en omleidingen, waardoor ik overal te laat kwam en toen ik dacht dat ik iedereen had opgehaald, was ik er weer eentje kwijt. De zenuwen gierden door mijn keel. Het zal in realiteit maar een paar seconden geduurd hebben, maar in mijn droom leek het vele lange (en bange) uren. Tijd is relatief.

Toen begon in die (of in de volgende?) droom de zoektocht naar hun huis. In Gent leek alles plat gebombardeerd en in Wetteren leek de hele wijk nog niet gebouwd te zijn, daar stonden koeien te grazen waar hun huis moest staan. Nergens vond ik mijn kinderen, mijn zonen en schoondochters. Op dat ogenblik moet ik wakker zijn geworden, met een verhoogde hartslag.

Over dode mensen droom ik ook veel, meestal zijn het vrouwen uit de familie- en vriendenkring die inderdaad overleden zijn. In mijn droom kunnen ze nog praten, maar niet meer bewegen, meestal vragen ze mij ze ergens naartoe te dragen, naar hun huis of naar ons vroeger huis in Melle. Ze willen weten wat er aan de hand is, waarom ik al zo lang niet meer op bezoek ben gekomen. Ze zijn verontwaardigd als ik antwoord dat ik dacht dat ze dood waren. Eentje zei hierop dat dat er wel aan te zien is, dat ik dacht dat ze niet zou terugkeren, want wat een zootje had ik ervan gemaakt. De wereld is zot geworden, zei ze, en: wat ga je daaraan doen?

Deze nacht droomde ik dat Hitler een kleinzoon had die hier de wetten kwam stellen. Het klinkt om te lachen, maar dat was het zeker niet. Hij ging alle coronazieken en risicopatiënten in een kamp onderbrengen om de pandemie te stoppen. Niemand durfde zijn huis uit. Telefoon en internet werkten niet meer, enkel nog televisie om zijn speechen uit te zenden. Buren verklikten elkaar en er reden zwarte auto’s door de straten om controles uit te voeren. Ik werd wakker in het angstzweet.

Wellicht heb ik te veel films gezien, te veel boeken gelezen? Want als ik de vergelijking maak tussen onze maatschappij en die van de jaren 1930, ontdek ik te veel gelijkenissen naar mijn zin.

Je zou van minder nachtmerries krijgen.

Afbeelding van Stefan Keller via Pixabay