Filosofen noemen het tijdperk waarin we leven het Antropoceen: de mens heeft overal op, in en rond de aarde zijn sporen nagelaten. Meer nog, de mens waant zich heer en meester van de aardbol waarop we leven.
Het is misschien vergezocht de mens te vergelijken met een woekerplant. Wie ooit woekerplanten in zijn tuin had, weet dat je deze op tijd en stond moet inperken, er paal en perk aan stellen: tot hier en niet verder. Dit om te vermijden dat alle andere planten worden bedreigd of uitgeroeid.
Het zal even vergezocht zijn de mens te vergelijken met een koekoek: deze deponeert zijn ei in het nest van een ander en schuift zo zijn eigen verantwoordelijkheid door. Als er wat misloopt, is het altijd de schuld van een ander.
Op een lezing ter gelegenheid van de Dag van de Filosofie, hoorde ik professor Jean Paul Van Bendegem deze week het volgende zeggen:
Laten we even het begrip homo sapiens vergeten en spreken over de homo cohabitans: de mens die samenleeft met de andere levende wezens op deze planeet. Beschouw de aarde als een groot huis met veel kamers en de mens woont in één van deze kamers. De andere zijn bewoond door alle levensvormen hier op aarde. Niemand heeft de mens aangesteld als syndicus van het huis, hij heeft dus geen zeggenschap over het huis of over de andere bewoners. Op de maandelijkse bewonersvergaderingen heeft hij één stem, net als alle andere bewoners van het huis.
Dan stelt zich de vraag: hoe aangenaam is het om met ons, de mens, samen te leven?
Een wijs man, die professor. Homo sapiens sapiens.
Wat me vorige week (onder andere) bijzonder raakte bij de rellen na het nepfestival in het Ter Kamerenbos, was wat er met de paarden gebeurde. Een agent te paard liep een feestvierder omver en er werden zeven paarden gewond. ‘s Anderendaags op 2 april waren er opnieuw rellen en werd een jongere opgepakt omdat hij een paard “sloeg”.
Het viel op dat er in de eerste dagen van april in diverse media aandacht werd besteed aan het inzetten van paarden bij politieoptredens.
Ik spreek me hier niet uit over coronamoeheid, ook niet over frustraties en of “La Boum” een goede aprilvisgrap was of niet, of het nodig was de cavalerie in te zetten … maar de beelden en berichten deden me terugdenken aan de Groote Oorlog waarin ongeveer acht miljoen paarden en (muil)ezels het leven lieten.
De mens gebruikt als vanouds dieren niet enkel als voedsel, maar sleept ze ook mee in zijn gevechten en oorlogen.
De Eerste Wereldoorlog kostte in totaal aan 37 miljoen mensen het leven, 6,8 miljoen daarvan is geregistreerd als gevecht-gerelateerd. Waar minder mensen bij stilstaan, is dat er tegelijk ook miljoenen dieren werden verwond en gedood. Paarden waren cruciaal voor het vervoer van voorraden, honden waren handig voor het vervoer van boodschappen op slagvelden, om mijnen op te sporen en als patrouillehond.
Toen in 1914 de oorlog begon, had het Britse leger “slechts” 25.000 paarden. De legerleiding diende er nog een half miljoen meer te verzamelen (lees: in beslag nemen of kopen), bij particulieren dus. In een jaar tijd was er op het hele Engelse platteland bijna geen paard meer te vinden. Dit is trouwens ook het thema van “War Horse” een film uit 2011 van Steven Spielberg, gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1982 van de Britse auteur Michael Morpurgo.
De Britse overheid liet onder andere ook een half miljoen paarden overkomen uit de Verenigde Staten. Tussen 1914 en 1917 gingen duizend paarden per dag de oceaan over, waar ze een constant doelwit waren voor Duitse zeeaanvallen. De paarden waren zo belangrijk voor de voortzetting van de oorlog, dat de Duitsers vaak probeerden ze te doden of vergiftigen, nog voor ze het slagveld bereikten. Zelfs uit Nieuw Zeeland bracht het leger, naast soldaten, ook paarden naar het front.
Driekwart van deze dieren kreeg de stempel trekpaard en werd ingezet voor het vervoer en de bevoorrading van de troepen. Het andere deel was bestemd voor de soldaten.
De paarden die naar het front werden gestuurd stierven meestal na 5 tot 6 weken. Ze werden getroffen door machinegeweren en granaten, leden aan schurft of koliek, stierven van de kou, honger, uitputting of door het eten van door mosterdgas vergiftigd gras. In het begin van de oorlog werden overleden paarden nog begraven, later dienden de gestorven dieren al snel om de honger van soldaten en officieren te stillen.
AGONIE
Op 9 mei 2013 werd het kunstwerk “Agonie” van de Ieperse kunstenaar Luc Coomans (1931-2014) onthuld op het kruispunt van de Noorderring en de Bellestraat, op de rotonde ter hoogte van Vlamertinge. Deze plaats werd bewust gekozen en is symbolisch: daar waar de Canadese luitenant Cyril Henry Barraud in augustus 1917 de Evening on the Ypres-Poperinghe Road tekende, daar kreeg het kunstwerk van Luc Coomans zijn plaats.
Evening on the Ypres-Poperinghe Road – Cyril Henry Barraud
Vlamertinge ligt tussen Poperinge en Ieper, een afstand van nauwelijks 12 kilometer bracht de soldaten van de “hemel” naar de ”hel”. Rond Vlamertinge stopte de beschaving en begon de oorlogszone. Hier werden de paarden klaargemaakt om zwaarbeladen karren naar het slagveld te trekken. Paarden die overal opgeëist waren.
Vlamertinghe – ets uit 1914 van Cyril Henry Barraud
“Agonie” is een beeldengroep die het leed van de paarden tijdens de Groote Oorlog uitbeeldt. De internationale naam van het kunstwerk verwijst naar doodsangst, naar lijden, pijn, verschrikking, de laatste ogenblikken van leven. Een doodskreet.
Het draagt een universele boodschap uit: de mens sleept in het oorlogsgeweld de hele natuur mee. Het werk is een aanklacht tegen oorlog en tegen elke vorm van geweld. De paarden zijn gekwetst en richten zich in hun doodsstrijd op. Ze torenen uit boven de ruïne van een woning. De twee paarden staan symbool voor de (vaak vergeten) plaats van de dieren in oorlogsomstandigheden.
In de enkele seconden dat hij de rotonde oprijdt, ziet de gehaaste 21-eeuwse mens de stervende paarden. Als je in de buurt bent, is het zeker de moeite om eens halt te houden bij het kunstwerk – en bij de problematiek.
Regelmatig heb ik de vreselijkste dromen, nachtmerries. Ik word dan meestal angstig of huilend wakker, soms tot drie keer per nacht. Er zijn gelukkig ook rustige periodes zonder dromen. Maar de laatste weken …
Vroeger wist ik: dit is een nachtmerrie, dit heeft niets te betekenen. Soms was dit al duidelijk tijdens de droom zelf. Ik stond ‘s ochtends op en stapte gezwind terug het leven van alledag in.
De laatste tijd lijken mijn dromen steeds meer op de realiteit, het zijn hele verhalen, samenhangend en helemaal niet zo onmogelijk. Daardoor lijken nu ook sommige dagen op een nachtmerrie.
Een paar nachten geleden moest ik de vijf kleinkinderen van school halen, op vijf verschillende scholen. Ik was met de fiets vertrokken en realiseerde me pas laat dat ik hen daarmee niet kon vervoeren, dus fietste ik terug om de auto te halen. Er waren files en omleidingen, waardoor ik overal te laat kwam en toen ik dacht dat ik iedereen had opgehaald, was ik er weer eentje kwijt. De zenuwen gierden door mijn keel. Het zal in realiteit maar een paar seconden geduurd hebben, maar in mijn droom leek het vele lange (en bange) uren. Tijd is relatief.
Toen begon in die (of in de volgende?) droom de zoektocht naar hun huis. In Gent leek alles plat gebombardeerd en in Wetteren leek de hele wijk nog niet gebouwd te zijn, daar stonden koeien te grazen waar hun huis moest staan. Nergens vond ik mijn kinderen, mijn zonen en schoondochters. Op dat ogenblik moet ik wakker zijn geworden, met een verhoogde hartslag.
Over dode mensen droom ik ook veel, meestal zijn het vrouwen uit de familie- en vriendenkring die inderdaad overleden zijn. In mijn droom kunnen ze nog praten, maar niet meer bewegen, meestal vragen ze mij ze ergens naartoe te dragen, naar hun huis of naar ons vroeger huis in Melle. Ze willen weten wat er aan de hand is, waarom ik al zo lang niet meer op bezoek ben gekomen. Ze zijn verontwaardigd als ik antwoord dat ik dacht dat ze dood waren. Eentje zei hierop dat dat er wel aan te zien is, dat ik dacht dat ze niet zou terugkeren, want wat een zootje had ik ervan gemaakt. De wereld is zot geworden, zei ze, en: wat ga je daaraan doen?
Deze nacht droomde ik dat Hitler een kleinzoon had die hier de wetten kwam stellen. Het klinkt om te lachen, maar dat was het zeker niet. Hij ging alle coronazieken en risicopatiënten in een kamp onderbrengen om de pandemie te stoppen. Niemand durfde zijn huis uit. Telefoon en internet werkten niet meer, enkel nog televisie om zijn speechen uit te zenden. Buren verklikten elkaar en er reden zwarte auto’s door de straten om controles uit te voeren. Ik werd wakker in het angstzweet.
Wellicht heb ik te veel films gezien, te veel boeken gelezen? Want als ik de vergelijking maak tussen onze maatschappij en die van de jaren 1930, ontdek ik te veel gelijkenissen naar mijn zin.