Categorie archief: 1914-1918

EQUUS

Wat me vorige week (onder andere) bijzonder raakte bij de rellen na het nepfestival in het Ter Kamerenbos, was wat er met de paarden gebeurde. Een agent te paard liep een feestvierder omver en er werden zeven paarden gewond. ‘s Anderendaags op 2 april waren er opnieuw rellen en werd een jongere opgepakt omdat hij een paard “sloeg”.

Het viel op dat er in de eerste dagen van april in diverse media aandacht werd besteed aan het inzetten van paarden bij politieoptredens.

Ik spreek me hier niet uit over coronamoeheid, ook niet over frustraties en of “La Boum” een goede aprilvisgrap was of niet, of het nodig was de cavalerie in te zetten … maar de beelden en berichten deden me terugdenken aan de Groote Oorlog waarin ongeveer acht miljoen paarden en (muil)ezels het leven lieten.

De mens gebruikt als vanouds dieren niet enkel als voedsel, maar sleept ze ook mee in zijn gevechten en oorlogen.

De Eerste Wereldoorlog kostte in totaal aan 37 miljoen mensen het leven, 6,8 miljoen daarvan is geregistreerd als gevecht-gerelateerd. Waar minder mensen bij stilstaan, is dat er tegelijk ook miljoenen dieren werden verwond en gedood. Paarden waren cruciaal voor het vervoer van voorraden, honden waren handig voor het vervoer van boodschappen op slagvelden, om mijnen op te sporen en als patrouillehond.

Toen in 1914 de oorlog begon, had het Britse leger “slechts” 25.000 paarden. De legerleiding diende er nog een half miljoen meer te verzamelen (lees: in beslag nemen of kopen), bij particulieren dus. In een jaar tijd was er op het hele Engelse platteland bijna geen paard meer te vinden. Dit is trouwens ook het thema van “War Horse” een film uit 2011 van Steven Spielberg, gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1982 van de Britse auteur Michael Morpurgo.

De Britse overheid liet onder andere ook een half miljoen paarden overkomen uit de Verenigde Staten. Tussen 1914 en 1917 gingen duizend paarden per dag de oceaan over, waar ze een constant doelwit waren voor Duitse zeeaanvallen. De paarden waren zo belangrijk voor de voortzetting van de oorlog, dat de Duitsers vaak probeerden ze te doden of vergiftigen, nog voor ze het slagveld bereikten. Zelfs uit Nieuw Zeeland bracht het leger, naast soldaten, ook paarden naar het front.

Driekwart van deze dieren kreeg de stempel trekpaard en werd ingezet voor het vervoer en de bevoorrading van de troepen. Het andere deel was bestemd voor de soldaten.

De paarden die naar het front werden gestuurd stierven meestal na 5 tot 6 weken. Ze werden getroffen door machinegeweren en granaten, leden aan schurft of koliek, stierven van de kou, honger, uitputting of door het eten van door mosterdgas vergiftigd gras. In het begin van de oorlog werden overleden paarden nog begraven, later dienden de gestorven dieren al snel om de honger van soldaten en officieren te stillen.

AGONIE

Op 9 mei 2013 werd het kunstwerk “Agonie” van de Ieperse kunstenaar Luc Coomans (1931-2014) onthuld op het kruispunt van de Noorderring en de Bellestraat, op de rotonde ter hoogte van Vlamertinge. Deze plaats werd bewust gekozen en is symbolisch: daar waar de Canadese luitenant Cyril Henry Barraud in augustus 1917 de Evening on the Ypres-Poperinghe Road tekende, daar kreeg het kunstwerk van Luc Coomans zijn plaats.

Evening on the Ypres-Poperinghe Road – Cyril Henry Barraud

Vlamertinge ligt tussen Poperinge en Ieper, een afstand van nauwelijks 12 kilometer bracht de soldaten van de “hemel” naar de ”hel”. Rond Vlamertinge stopte de beschaving en begon de oorlogszone. Hier werden de paarden klaargemaakt om zwaarbeladen karren naar het slagveld te trekken. Paarden die overal opgeëist waren.

Vlamertinghe – ets uit 1914 van Cyril Henry Barraud

“Agonie” is een beeldengroep die het leed van de paarden tijdens de Groote Oorlog uitbeeldt. De internationale naam van het kunstwerk verwijst naar doodsangst, naar lijden, pijn, verschrikking, de laatste ogenblikken van leven. Een doodskreet.

Het draagt een universele boodschap uit: de mens sleept in het oorlogsgeweld de hele natuur mee. Het werk is een aanklacht tegen oorlog en tegen elke vorm van geweld. De paarden zijn gekwetst en richten zich in hun doodsstrijd op. Ze torenen uit boven de ruïne van een woning. De twee paarden staan symbool voor de (vaak vergeten) plaats van de dieren in oorlogsomstandigheden.

In de enkele seconden dat hij de rotonde oprijdt, ziet de gehaaste 21-eeuwse mens de stervende paarden. Als je in de buurt bent, is het zeker de moeite om eens halt te houden bij het kunstwerk – en bij de problematiek.

Lest we forget.

Mijn eerste wapenstilstand

Mijn grootmoeder langs vaderszijde was geboren en getogen in Laarne. En zoals alle mensen uit Laarne die ik ken, was zij daar apetrots op, op “haar Laarne”. Toen ze met mijn grootvader trouwde, kwam ze bij hem inwonen in Heusden. Maar was het heimwee of de wens om verder bij haar schoonouders vandaan te wonen, dat weet ik niet. Feit is dat ze na de geboorte van mijn vader naar Laarne verhuisden.

Als ik de verhalen van mijn grootmoeder mag geloven, beleefde het gezin hoogdagen tijdens die jaren in Laarne, ondanks de depressie van de jaren 30 en de zware oorlogsjaren die daarop volgden. Moeilijke jaren vol angst, honger en onzekerheid met twee jonge kinderen en grootvader die opgeëist was door “den Duits”. Maar het was miserie die ook was doorspekt met veel gelukkige momenten en menselijke verbondenheid.

Toen ik geboren werd woonden mijn grootouders al enkele jaren terug in Heusden. Maar ik herinner me de vele koffiekransjes die mijn grootmoeder hield met haar bezoek uit Laarne. Koffiekransjes waarop meer jenever werd gedronken dan koffie … ik mocht als jong kind mee proeven van de dotskes: zelf bereide citroenjenever. Onvoorstelbaar dat grootouders toen met de beste bedoelingen hun kleinkinderen een glaasje alcohol aanboden. Geen haan die er naar kraaide, niemand die er aanstoot aan nam. Ik was een stil en schuchter kind, maar het schijnt dat ik volledig loskwam na één teugje van de dots te hebben gedronken. Daar herinner ik mij niets van.

Meet verliet niet graag haar huis, ze ontving liever elke dag gasten dan dat ze één keer op bezoek moest gaan. Enkel naar Laarne ging ze af en toe, te voet. En meestal mocht ik dan met haar mee, we stapten langs de verlaten sporen waar kort daarvoor nog de oude tram reed, recht naar Laarne! Op bezoek bij Gusta en Armand, bij “meetjen Rome” (met wie haar vader een relatie had nadat hij weduwnaar was geworden), bij Sule (zo noemde ze haar neef Achiel) of zijn zus Jeanne, bij haar nicht Mietje en nog vele anderen wiens naam en wiens bestaan ik ondertussen ben vergeten.

Het was in de tijd dat kinderen nog stil op een stoel moesten blijven zitten terwijl de grote mensen praatten. Als je geluk had, vroeg de gastvrouw of je dorst had of kreeg je een koekje, dat je enkel mocht aannemen nadat meet discreet van ja had geknikt. Sporadisch kreeg ik ook daar een druppeltje dots. Achteraf bekeken is het een wonder dat ik daaraan geen alcoholprobleem heb overgehouden.

Eén namiddag herinner ik me nog als was het gisteren. Op een 11 november, ik denk in 1963, mocht ik terug mee naar Laarne, bij een vriendin waar we volgens mij maar één keer op bezoek zijn gegaan. Onderweg kwamen we overal in het dorp mannen tegen in uniform of in strak kostuum, met veel medailles op de revers. Aan de kerk stond een trompettist (bugel, klaroen, trompet, cornet?) die een taptoe speelde waar mijn meetje de volgende woorden op zong: “kom ne keer buiten, kom ne keer buiten, kom ne keer bui-ten!” De mannen in uniform gingen keurig in de houding staan bij de trompettist en bleven daar zo een hele tijd ingetogen staan mijmeren.

Terwijl we bij de vriendin aan de koffietafel zaten, hoorden we om de zoveel tijd (om het uur?) hetzelfde trompetgeschal en gingen we aan de voordeur staan kijken hoe de oud-strijders uit verschillende huizen naar buiten kwamen en in de richting van het dorpsplein stapten. Het was een hele ceremonie, een hele namiddag lang. Zoiets heb ik later nooit meer meegemaakt. En het moet een diepe indruk op mij hebben achtergelaten, want ongetwijfeld is daar het zaadje ontkiemd van mijn latere interesse in beide wereldoorlogen.

Het was de eerste herdenking van wapenstilstand die ik bewust meemaakte, als zesjarige. Zo is nu elke 11 november voor mij een stille herdenking van mijn meet en haar Laarne.

(op de foto: mijn grootouders langs vaderszijde op hun gouden huwelijksjubileum)

Na de CVA: mijn eerste reis alleen – een grote stap

We hadden dus beslist dat we de draad terug zouden opnemen. Maar de draad van vroeger is er niet meer. We moeten een volledig nieuwe start nemen, een andere manier van samen leven vinden. Samen reizen zit er voorlopig niet meer in, toch niet de reizen met een druk programma, zoals deze met de VIFF. Die kan Ronny niet meer aan, hij kan misschien wel één dag van ’s morgens tot ’s avonds op stap gaan, een museum of stad  bezoeken, maar dan zou hij de volgende dag(en) moeten uitrusten. En dan nog, zelfs één dag mee stappen met ons, constant aandacht hebben voor alles wat er te zien is, het zou zowel fysiek als mentaal te veel van hem vergen.

Toen de uitnodiging voor de Ierlandreis met de VIFF in de bus viel, besloot ik al snel dat we ook dit jaar niet mee zouden gaan, maar Ronny drong aan dat ik alleen mee zou reizen. Want wat als hij ook volgend jaar en het jaar daarna ook nog niet fit zou zijn om op deze manier te reizen? Zou ik dan ook thuisblijven? Bovendien waren/zijn die reizen vooral mijn interesse.

Met lood in de schoenen

Na lang beraad en veel twijfelen, hakte ik de knoop door en schreef ik me in, alleen.  Maar dat wilde nog niet zeggen dat ik al vertrokken was … Ik kan de keren dat ik de reis wou annuleren niet tellen op de vingers van één hand – zeg maar niet op al mijn vingers én tenen. Zelfs de dag voor het vertrek ging ik nog sterk aan het twijfelen toen de telefoon van Ronny zijn cardiologe kwam, die een extra onderzoek wou uitvoeren en dit niet al te lang wou uitstellen. Dit onderzoek werd gepland op 25 mei, al enkele dagen na mijn terugkeer.

Ik vertrok op donderdag 12 mei in de vroege ochtend, Ronny was ook voor dag en dauw opgestaan om me uit te wuiven. Ik had het gevoel dat ik op strafexpeditie vertrok in plaats van op reis, voelde me schuldig omdat ik mijn man alleen liet. We waren de afgelopen 18 maanden ook constant samen geweest, dag en nacht, bijna uur na uur. In Zaventem dacht ik zelfs nog aan terugkeren, tot het moment dat ik was ingecheckt: het point of no return.

Zalige reis

Die eerste namiddag in Dublin was ik in gedachten nog altijd thuis en dat duurde tot de volgende ochtend. Toen had ik Ronny al een drietal keer gebeld en hoorde ik dat hij het goed stelde. Hij had een demofiets die hem heel erg beviel, een elektrische driewieler. Hij vertelde honderduit hoe hij ermee rondreed in Melle: naar de bakker, naar de markt. Hij had zelfs plannen om ermee buiten Melle te gaan rijden, op bezoek bij de kleinkinderen. Dat was voor mij het sein dat ik me niet schuldig mocht voelen, maar “moest” genieten van deze reis.

En het werd een mooie reis … De schoonheid ervan zat in de details, de “petites histoires” die dit zo’n uitzonderlijke belevenis maakten: de persoonlijke verhalen van onze gids Sean, het schitterende dubbelgesprek van Piet Chielens met Iers schrijver Dermot Bolger, de liederen en verhalen van de Ier Bobby Forest die enkele dagen met ons mee reisde, het horen van de levensverhalen van John Boyle O’Reilly en van Francis Ledwidge, de ontmoeting met de 90-jarige neef van Francis, de beklijvende getuigenissen van ex-terroristen James Greer en Don Browne die nu een vredesbeweging hebben opgestart …Om er nog maar enkele te noemen. Het zijn al deze afzonderlijke verhalen die de geschiedenis van een volk vormen. Ik heb er echt van genoten een stukje Ierland en Ierse geschiedenis te mogen ontdekken. Dit smaakt naar meer en ik heb zin om er nog meer over te weten te komen, er meer over te lezen, het verder te ontdekken.

Niet alleen deze persoonlijke ontmoetingen en het adembenemende Ierse landschap maakten deze reis bijzonder, ook het gevarieerde programma, maar vooral de reisgenoten. De term “vrienden” in de titel van VIFF (Vrienden van In Flanders Fields museum) is geen ijdel woord, ik voelde me meer dan welkom en genoot van de aandacht die de groep had voor mij.

IMG_2129

Terug thuis

Bij thuiskomst werd ik meteen geconfronteerd met de rauwheid van het leven: een nicht van mij was op jonge leeftijd overleden, de broer van onze schoondochter heeft slecht nieuws gekregen in zijn strijd tegen kanker, een van onze beste vrienden is terug aan chemo toe  …

Maar er was ook iets moois: het besef bij Ronny en bij mij dat we door eventjes afstand te nemen, nu zoveel dichter bij elkaar staan. Dit voelde ik al tijdens de laatste dagen in Ierland, nooit eerder hebben we zo’n lange telefoongesprekken gevoerd. De twijfels van de laatste maanden (dat ik enkel nog zijn verzorgster en huishoudster was) zijn verdwenen, ik voel weer liefde.

Waarom?

Waarom deel ik deze persoonlijke gevoelens op een blog? Ik voel me herboren en wil dit graag aan iedereen laten weten. Maar mensen luisteren niet altijd en ik ben niet de persoon die in een gesprek aandacht ga opeisen. Het is zo typisch als je van reis terugkeert bijvoorbeeld en mensen vragen hoe het is geweest, dat je maar een paar zinnen hoeft te zeggen en daarna ben je al aan het luisteren naar verhalen over hun vroegere reizen. Het is zo menselijk natuurlijk! Zelfs toen ik onlangs met heel goede vriendinnen had afgesproken en me verheugde om eventjes over mijn ervaringen te vertellen, kreeg ik niet de kans. Ik zeg het verkeerd: ik greep mijn kans niet. Iedereen had zoveel te vertellen … en er moet toch iemand luisteren.

Daarom dit schrijfsel, ik dring dit aan niemand op, maar hoop toch stilletjes dat een paar mensen het lezen, een lezend oog in plaats van een luisterend oor is voor mij even waardevol.

En mijn reisverslag zelf? Dat komt er nog wel de eerstkomende dagen of weken.

Ik sluit alvast af met een “Irish blessing”:

May your blessings outnumber
The shamrocks that grow
And may trouble avoid you
Wherever you go

 

Campana dei Caduti – de vredesklok van Rovereto

Rovereto is een stad in de Italiaanse provincie Trente. Het centrum van de stad is gelegen in het dal van de Adige, de tweede langste rivier van Italië. De Adige is onbevaarbaar omwille van de vele stroomversnellingen en de grote schommelingen van de rivierstand, veroorzaakt door smeltwater dat vanuit de bergen in de rivier vloeit. De rivier ontwatert immers bijna de volledige provincie Zuid-Tirol.

Op de top van de Colle di Miravalle, hoog boven de stad, staat het Ossario di Castel Dante als herinneringsmonument van de Eerste Wereldoorlog. Hier vind je het graf van 21.000 Italiaanse en Oostenrijkse soldaten. Vroeger stond hier een kasteel, waar Dante na zijn verbanning uit Firenze zijn toevlucht nam (begin 14e eeuw), vandaar de naam.

campana_4

Niet ver daar vandaan bevindt zich een tweede oorlogsmonument, de Campana dei Caduti (letterlijk: klok van de gevallenen), Maria Dolens genoemd. Dit is de grootste klok ter wereld, die na de Grote Oorlog (op initiatief van Antonio Rossaro) werd gegoten met stukken brons van kanonnen die hiervoor waren geschonken door verschillende naties die aan de oorlog hadden deelgenomen. De Campana dei Caduti werd opgedragen aan alle gesneuvelden, niet enkel die van de Eerste Wereldoorlog, maar van alle oorlogen.

 

Op het terrein waar de vredesklok van Rovereto staat, is ook een museum gevestigd, dat een permanente fototentoonstelling herbergt over de geschiedenis van de Maria Dolens, van 1925 tot op heden.

Op de weg van het museum naar de klok staan de vlaggen van 85 landen (jawel, ook van België), waarbij zelfs die van Israel en Palestina naast elkaar staan.

Elke avond om 21.30 uur luidt de Campana dei Caduti honderd keer, 100 klokslagen voor de vrede, waar ook ter wereld.

campana_1Toen we op de avond van 4 september 2014 met de vrienden van In Flanders Fields (VIFF) deze ceremonie bijwoonden, was het al pikdonker. In het dal fonkelden de lichten van de stad Rovereto, maar hier boven was het donker en stil. En stipt om half tien kwam de klok in beweging …

Het deed me denken aan de Menenpoort, waar ook dag na dag, jaar in jaar uit, elke avond een ceremonie plaatsvindt ter ere van de slachtoffers van de Oorlog. Maar wat in Rovereto gebeurt, vond ik nog veel soberder en aangrijpender. Misschien komt dit omdat ik geen West-Vlaming ben, misschien had het vakantiegevoel er iets mee te maken, maar vooral het feit dat er geen militair vertoon was, enkel de klok die luidde …

Na de honderd klokslagen legden wij een bloemenkrans neer, ter ere van alle slachtoffers van alle oorlogen, van vroeger én nu. Ik dacht meteen aan de vlaggen van Israel en Palestina.

De bedenker van de Campana dei Caduti, aalmoezenier Antonio Rossaro uit Rovereto, wou dat deze klok voor altijd symbool zou staan voor de veroordeling van conflicten, de bevordering van de pacificatie en de solidariteit tussen alle naties onderling.

©  Fondazione Opera Campana dei Caduti

© Fondazione Opera Campana dei Caduti

Wij hopen dat het meer dan een symbool wordt en dat de oproep van de Maria Dolens tot in alle hoeken van de wereld weerklank vindt.

For whom the bell tolls.

Video van de Fondazione Opera Campana dei Caduti:

In: Slagveldreis met de Vrienden van In Flanders Fields museum – wordt vervolgd

 

Lichtfront ’14

Op 17 oktober 2014 organiseerde de Provincie West-Vlaanderen een groots project onder de naam ‘Lichtfront’. Over 84 kilometer, van Nieuwpoort tot Ploegsteert, stonden 8.750 mensen met een lichtfakkel in de hand: een eenmalige en unieke evocatie van de frontlijn zoals die tot stand kwam in oktober 1914, na de onderwaterzetting van de IJzervlakte en na de Eerste Slag om Ieper.

(Minstens) vier van deze meer dan achtduizend fakkeldragers waren Mellenaars: een bevriend koppel, mijn echtgenoot en ik. Wij stonden samen met de andere Vrienden van het In Flanders Fields Museum (VIFF) in de zone IE3, te Ieper. Voor de fakkeldragers van de VIFF waren 11 deelzones voorzien, hierbij sloten nog eens 9 andere deelzones aan om de volledige hoofdzone IE3 te vormen.

De zone die de VIFF voor zich nam strekte zich uit van de Komenseweg (vanaf kruispunt met de Palingbeekstraat – toegangsweg naar de Grote parking Palingbeek), Zwarteleenstraat (Hill 60), Werviksestraat en Pappotstraat. In deze laatste straat zouden wij gaan staan.

De lijn van het Lichtfront ‘14 doorkruiste het grondgebied van tien gemeenten: Nieuwpoort, Diksmuide, Lo-Reninge, Houthulst, Langemark-Poelkapelle, Ieper, Zonnebeke, Heuvelland, Mesen, Komen-Waasten.

Hill 60

Vanaf de parking aan de Palingbeek stapten we samen met de twintig leden van onze deelzone naar de Pappotstraat, onder leiding van onze deelzoneverantwoordelijke Jan Breyne. We stapten onderweg voorbij Hill 60. Rond Hill 60 is tijdens de Eerste Wereldoorlog hevig strijd geleverd, waarbij ook gifgas werd ingezet en waarbij ondergrondse tunnels tot ontploffing werden gebracht.

Lichtfront4

Iets voor half acht was het donker genoeg om de fakkels aan te steken en kregen wij een plaatsje toegewezen, met telkens een afstand van zo’n tiental meter tussen ons in.

De meeste fakkeldragers waren West-Vlamingen, maar er waren ook mensen uit andere provincies, zelfs uit andere landen. In onze groep was ook Jack uit Groot-Brittannië en wij, de vier Mellenaars.

Wij waren echter niet de enige Mellenaars die waren betrokken bij deze grootse evocatie. Naast de frontlinie met de fakkels, werden er in negen betrokken West-Vlaamse gemeenten ook artistieke vuurinstallaties opgesteld, geïnspireerd op de historische achtergrond van negen historische plaatsen. En deze vuurkunstwerken waren creaties van De Vuurmeesters uit Melle.

Eén zo’n kunstvuurwerk werd gerealiseerd op een paar honderd meter van ons vandaan, op Hill 60: paarden en dansers voerden er een choreografie uit tussen vijftig brandende boomstammen. De uitvoerders wilden hiermee benadrukken dat zowel het landschap, de soldaten als de dieren sterk onder de oorlog hebben geleden.

artistieke vuurinstallatie op Hill 60 - © Kris Jacobs, Toerisme Vlaanderen

artistieke vuurinstallatie op Hill 60 – © Kris Jacobs, Toerisme Vlaanderen

De andere vuurkunstwerken stonden aan het Sluizencomplex in Nieuwpoort, de IIzertorensite in Diksmuide, Drie Grachten in Houthulst, het Soldatenfriedhof in Langemark-Poelkapelle, Tyne Cot Cemetery in Zonnebeke, Pool of Peace in Heuvelland, het voetbalveld in Mesen en Memorial to the Missing in Ploegsteert.

En toen werd het stil

Wij zagen geen van deze spektakels, omdat we op dat moment zelf één van de duizenden lichtjes droegen. Wij stonden stil, met de fakkel in de hand. Eerst wat onwennig links en rechts kijkend, onze ogen moesten nog wennen aan het duister, waar zich een lint van lichtjes doorheen slingerde. Eerst werd er hier en daar nog wat gepraat, al was dat niet eenvoudig – als je op tien meter van elkaar staat.

Lichtfront3

Toen wij eindelijk stil werden, hoorden we de vogels. Geen gewone nachtvogels, maar hele zwermen vogels die boven de bomen opvlogen en veel kabaal maakten. Mijn vriendin had een goede uitleg hiervoor: ‘bij het zien van de vele fakkels, denken de vogels dat er brand is uitgebroken in het bos, ze slaan alarm.’

Op dat moment dacht ik voor het eerst die avond aan honderd jaar geleden. Ook toen zal de rust van de vogels in dit oorlogsgebied zijn verstoord. In die tijd was het ’s nachts nog écht donker en stil, zonder het voortdurend aanwezige geluid (ver weg of dichtbij) van autowegen, vliegtuigen en andere machines – zoals we dat nu kennen. Toen moeten het lawaai, de stank en het vuur van de oorlog de vogels en andere dieren – en ook de mensen – de stuipen op het lijf gejaagd hebben.

Lichtfront2

Terug naar 2014. De vogels vlogen weg, de stilte kwam terug. En stil was het, daar in het bos in de Pappotstraat. Voor eventjes toch, want toen hoorden we de helikopters dichterbij komen. Ze vlogen tussen Nieuwpoort en Ploegsteert om opnames te maken van deze unieke herdenking, die de naam Lichtfront gekregen had.

Waar eens een vuurlinie was, het oorlogsfront, daar vormden nu duizenden een menselijke ketting met fakkels. Een lichtfront dat vrede symboliseert en respect voor wie hier honderd jaar geleden door de hel ging. Ik dacht aan Cesar Ongenae, de oudste broer van mijn grootvader. Honderd jaar geleden, op 11 oktober 1914, kwam Cesar met zijn regiment aan op de verdedigingslinie van de Ijzer. Eerst waren zij in Nieuwpoort gelegerd, later kwamen zij onder het bevel van de Franse Admiraal Ronarch, de commandant van de brigade Franse marinefuseliers. Tot 9 november 1914 streden Cesar en zijn kompanen samen met de Franse troepen aan het bruggenhoofd van Diksmuide.

Lichtfront1Ik kan me niet half voorstellen hoe Cesar de oorlog heeft beleefd, hij en de vele andere soldaten met zoveel verschillende nationaliteiten. Maar de fakkel droeg ik dat ene uur vooral voor hem. Met fierheid, met verdriet, met respect en met spijt. Voor hem en voor de miljoenen slachtoffers van de Grote Oorlog.

Een uur lang stonden we daar met onze fakkel. De kilte kroop in mijn lijf, maar in mijn hart was er een warme gloed door de verbondenheid met de duizenden mensen die daar die avond samengekomen waren in het teken van de vrede.

Lichtfront5

In naam van de vrede.

Namenlijst

Tijdens het Lichtfront startte ook de projectie van de ‘Namenlijst’. Een lijst van 600.000 namen van slachtoffers die vielen op Belgische bodem, ongeacht hun nationaliteit, ongeacht of ze burgers of militairen waren. Hun namen werden als stille hommage geprojecteerd op drie iconische gebouwen in de Westhoek: op het Albert-I monument in Nieuwpoort, de IJzertoren in Diksmuide en de Belforttoren in Ieper.

Saint-Symphorien, waar de oorlog rust in vrede

StSymphorien10

Op 4 augustus 2014 wordt in Luik herdacht dat daar honderd jaar geleden voor België de Eerste Wereldoorlog begon. Diezelfde dag zal er in de namiddag een plechtigheid worden gehouden op de militaire begraafplaats van Saint-Symphorien, die in het bijzonder voor de Britten een historische plek is. Hier liggen naar verluidt de twee Britse soldaten begraven die respectievelijk als eerste en als laatste sneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog:

StSymphorien4

StSymphorien5

 John Parr (4th Bn Middlesex Regiment) overleden op 21 augustus 1914 en George Ellison (5th Royal Irish Lancers) overleden op 11 november 1918.

Hun graven liggen recht tegenover elkaar. Tussen hen in liggen slechts een paar meters … en honderdduizenden doden.

Het kerkhof van Saint-Symphorien ontstond na de de slag van Bergen, die begon op 23 augustus 1914. Dit was de allereerste confrontatie tussen Britse en Duitse troepen aan het westelijke front.

De slag van Bergen 23-24 augustus 1914

Het Britse expeditieleger (BEF) onder het opperbevel van Sir John French, was pas op 14 augustus (veel later dan de bedoeling was) in Frankrijk aangekomen. Het vertrok naar Charleroi aan de Sambre, met de bedoeling aan te sluiten bij het vijfde Franse leger, dat onder bevel stond van generaal Charles Lanrezac. Toen de BEF echter op 22 augustus in de buurt van Soignies op cavaleriepatrouilles van het Duitse eerste leger stootten, gaf French zijn vijf divisies bevel om een verdedigende stelling in te nemen bij het kanaal van Bergen. Op die manier kon hij de Duitsers nog gedurende 24 uur tegenhouden.

De Duitsers waren verrast bij Bergen al de Britse troepen tegen te komen, ze waren in de veronderstelling dat deze nog aan de Kanaalkust aan het ontschepen waren. De Britten waren op hun beurt verrast door de omvang van de troepenmacht waar ze tegenaan waren gelopen.

’s Anderendaags begon de slag van Bergen. De Britten hadden hun defensielinie ingericht langs het Mons-Condékanaal. Zij kregen op zondagmorgen 23 augustus de aanval van regimenten van drie Duitse korpsen te verduren. De Britse schutters schoten zo nauwkeurig dat de Duitse generaal Alexander Von Kluck zelfs dacht dat de vijand machinegeweren gebruikte.

Maar de druk werd voor de Britten te groot en in de middag moesten zij terugvallen op een tweede verdedigingslijn ten zuiden van Bergen. Omdat niet alle bruggen over het kanaal konden worden opgeblazen kwam het Duitse leger massaal over het kanaal. De strijd van Bergen was toén in feite al beslist.

Op 24 augustus trok de BEF zich vechtend terug richting Maubeuge en vervolgens nog verder naar Le Cateau, waar op 26 augustus nogmaals slag werd geleverd. Het belangrijkste is dat de Britse interventie bij Bergen de voortgang van de Duitsers absoluut heeft vertraagd.

De slag van Bergen kostte het Britse expeditieleger op 23 augustus 1.600 man, op 24 augustus zelfs 2.600 man. Aanzienlijk, maar in geen verhouding tot de totale Franse verliezen in de slag om de grenzen. De Duitse verliezen van de slag van Bergen zijn onbekend gebleven maar worden hoger geschat dan die van de Britten, in de literatuur spreekt men over vijf- tot achtduizend man.

De stad Mons zou ruim vier jaar in handen blijven van de Duitsers.

StSymphorien2

Begraafplaats voor Duitsers en voor Britten

Al deze slachtoffers moesten worden begraven …

Na de slag van Bergen schonk Jean Houzeau de Lehaie een stuk grond aan de Duiters om er een militaire begraafplaats van te maken, maar hij deed dit op de uitdrukkelijke voorwaarde dat ook Britse soldaten daar een graf zouden krijgen. In de dood zijn we allen gelijk, moet hij hebben gedacht.

En zo geschiedde. De begraafplaats werd in 1916 ingericht om er de resten van soldaten te verzamelen die waren gesneuveld tijdens de Slag van Bergen en die tot dan toe verspreid in de regio waren begraven.

StSymphorien3

De militaire begraafplaats Saint-Symphorien is één van de mooiste die ik ooit zag, er heerst daar een trieste, doodse stilte die je naar de keel grijpt.

Het kerkhof is een beboste heuvel die omgeven is door weiland. Op de heuvel in het midden van het terrein staat een obelisk die door de Duitsers werd opgericht ter ere van de Duitse en Britse militairen die het leven lieten bij de slag.  Elders op de begraafplaats zijn er nog meer Duitse gedenktekens voor officieren en manschappen van het Middlesex Regiment, de Royal Fusiliers en het Royal Irish Regiment.

StSymphorien7Trappen en paadjes leiden je door een park vol graven, waar bomen en struiken in de herfst de geladen stilte en tristesse accentueren met hun roestig-gele keurenpracht. Er staan ook talloze soorten coniferen. Een bos vol oorlogsdoden, hoe verwoordt Willem Vermandere het ook weer: ‘altijd iemands vader, altijd iemands kind’?

Naast de slachtoffers van de slag van Bergen in 1914 liggen hier ook de soldaten begraven die sneuvelden bij de bevrijding van de stad, in november 1918.

Op Wapenstilstand waren hier 245 Duitsers begraven en 188 militairen van het Gemenebest. Later werden er nog graven naar hier overgebracht van andere kerkhoven. Momenteel liggen hier 229 Commonwealth militairen uit de Eerste Wereldoorlog begraven, naast 284 Duitsers. In 105 graven liggen niet geïdentificeerde soldaten.

StSymphorien9

Vandaag

De begraafplaats van Saint-Symphorien wordt beheerd door de C.W.G.C. (Commonwealth War Graves Commission) en wordt uitstekend onderhouden. Het kerkhof is gelegen op 2 kilometer ten oosten van Bergen langsheen de N90 naar Charleroi, in de Nestor Dehonstraat.

Lokeren in de Grote Oorlog

Stadsgids Rudi De Clercq vertelt

Als je aan de Eerste Wereldoorlog denkt, denk je zeker niet meteen aan Lokeren. Je denkt aan soldaten in loopgrachten, de IJzer en de Westhoek. Al te vaak wordt vergeten dat aan de vier jaren loopgravenoorlog een bewegingsoorlog is voorafgegaan. Deze duurde slechts enkele maanden, waarbij massa’s troepen zich in een razend snel tempo doorheen heel Europa verplaatsten.

herkomst: Stadsarchief Lokeren – www.waaserfgoed.be

herkomst foto: Stadsarchief Lokeren – http://www.waaserfgoed.be

Ook Lokeren speelde een prominente rol tijdens de Grote Oorlog. Rudi De Clercq, politiecommissaris en stadsgids te Lokeren, deed hierover uitgebreid opzoekingwerk. Hij is gepassioneerd door deze materie en is een enthousiast verteller.

Wij noteerden zijn verhaal en nemen u mee in de tijd, bijna honderd jaar terug.

Het kookpunt wordt bereikt in Europa

In de jaren vóór 1914 is de internationale politieke spanning geleidelijk aan tot een hoogtepunt gestegen. De moordaanslag op Aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw op 28 juni steekt het vuur aan de lont. Europa is in twee kampen verdeeld met enerzijds Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië en anderzijds Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Duitsland verklaart op 1 augustus de oorlog aan Rusland. Het wil bovendien Parijs aanvallen en is van plan hiervoor dwars door België te trekken. Zondagavond 2 augustus stelt Duitsland de vraag tot vrije doorgang aan België en verlangt op maandagmorgen al een antwoord. Wat ze niet verwachten, is dat België zijn neutraliteit zal verdedigen door net niét in te gaan op dit ultimatum. Op 3 augustus verklaart Duitsland de oorlog aan Frankrijk en op 4 augustus valt het België binnen.

De Duitse legerleiding verwacht op zeer korte tijd doorheen België naar Parijs te kunnen trekken en zo het Franse leger in een tangbeweging te verrassen. Ze stuiten in Luik echter op een grote Belgische troepenmacht, wiens weerstand ze duidelijk hebben onderschat. Op 16 augustus vallen de laatste twee forten rond Luik in Duitse handen. Kort hierop trekt het Belgisch leger zich terug in de vesting Antwerpen. Het gebied boven de Schelde blijft grotendeels vrij van Duitsers. Het Duitse leger heeft immers maar één doel : zo snel mogelijk nach Paris.

De eerste Duitse soldaat in Lokeren

We schrijven 6 september 1914. Een Duitse soldaat met pinhelm komt via de Zeelschen Steenweg (Zelebaan) Lokeren binnen gefietst. Hij rijdt naar het stadhuis waar hij een gesprek vraagt met burgemeester Raemdonck. Deze staat hem te woord, samen met Louis Herbert, een handelaar die Duits spreekt en als tolk optreedt (dezelfde Louis Herbert die later oorlogsburgemeester van Lokeren wordt).

De soldaat eist van het Lokerse stadsbestuur vrije doortocht voor het Duitse leger. De stad zal worden gespaard op voorwaarde dat er zich geen soldaten in Lokeren bevinden en dat alle wapens worden ingeleverd. Raemdonck weet waartoe de Duitsers in staat zijn en geeft toe. Na een schermutseling met twee Belgische soldaten, wordt de Duitser uitgeleide gedaan tot aan de grens met Zele.

Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – www.waaserfgoed.be

herkomst: Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – http://www.waaserfgoed.be

Omstreeks 18 uur vernielen de Duitsers de spoorwegbrug over de Lede op de Oudenbos, in de nabijheid van de fabriek Hanus. Ook de tramrails op de wijk Heiende worden vernield, zodat het verkeer op beide sporen enkele dagen onderbroken is.

De Belgische krijgsoverheid stuurt dezelfde nacht nog soldaten naar Lokeren om te verhinderen dat de vijand zich in de stad zou wagen.

De Duitsers komen

Wanneer op 6 oktober duidelijk wordt dat de fortengordels rond Antwerpen niet langer weerstand kunnen bieden, neemt de militaire overheid het wijze besluit het leger tijdig in veiligheid te brengen. Antwerpen wordt ontruimd via het Waasland, langs de streek waardoor nu de E34 loopt. De Duitsers willen deze stroom van duizenden soldaten couperen, maar de Schelde én de Durme vormen de laatste natuurlijke verdedigingslijnen.

In de nacht van 6 op 7 oktober gebeurt wat velen onmogelijk achtten: de Duitse troepen slagen erin de Schelde over te steken in Schoonaarde. Vandaar trekken ze naar Berlare en Zele en op 8 oktober staat de vijand ’s middags te Lokeren op de wijk Boxlaer, van waaruit ze de stad beschieten met artillerie. De Belgische soldaten die daar geposteerd zijn verdedigen zich, maar moeten wijken. Ze hebben de opdracht gekregen geen confrontatie aan te gaan, maar enkel de Duitsers op te houden.

Stadsarchief Lokeren – www.waaserfgoed.be

Stadsarchief Lokeren – http://www.waaserfgoed.be

Een groep Belgische soldaten op de wijk Boxlaer is plots langs drie kanten omsingeld en ze zien richting Waasmunster als enige mogelijke vluchtweg. Ze hebben echter geen rekening gehouden met de Durme waar ze plots voor staan. Bij de hoeve van Pieter De Cock zwemmen een vijftigtal soldaten de Durme over, zes anderen verdrinken. (Tien dagen later wordt op Daknam nog het lijk van een verdronken soldaat uit de Durme gehaald en het zou bijna 100 jaar duren vooraleer per toeval zijn identiteit wordt achterhaald.)

Op de Kouter valt een eerste burgerslachtoffer: de 40-jarige Victor De Vliegher krijgt een shrapnel in de buik en overlijdt aan zijn verwondingen. Na de middag komt de vluchtelingenstroom pas goed op gang. Velen vertrekken met de trein van 14 uur naar Moerbeke. Er zijn er die naar Gent vluchten, maar de grote meerderheid trekt naar het noorden, via de Heirbrug of langs de Bergendries, naar Eksaarde en Moerbeke, zelfs naar Nederland. Ook burgemeester Raemdonck verlaat de stad.

Als de Duitsers op 9 oktober Lokeren binnenvallen, treffen ze een spookstad aan. Er is nog maar een handvol mensen in de stad aanwezig, onder wie schepenbode Maurice De Jaegher die verblijft in het ‘Arduinen hol’ onder het stadhuis  en die zich als held profileert.

De Duitsers gaan niet meteen achter de Belgische troepen aan, ze buigen af naar Antwerpen dat valt op 10 oktober. Als de Duitse legertroepen voorbij getrokken zijn, blijft er een Duitse bezetting achter in Lokeren.

Er worden verschillende administratieve instellingen en een rechtbank geïnstalleerd in het stadhuis van Lokeren. De Duitse bezetter vaardigt 1001 regels uit en treedt hier bijzonder repressief op. De capaciteit van de Lokerse gevangenis is onvoldoende groot, daarom worden ook andere gebouwen als gevangenis gebruikt, waaronder het postgebouw en de paraplufabriek in de Roomstraat, een gebouw met getraliede vensters.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog worden te Lokeren naar verluidt in totaal 9.781 mensen opgesloten in de gevangenissen.

Etappengebied

Het vierde Duitse leger installeert zich in de Westhoek, maar heeft een hinterland nodig: de rest van West-Vlaanderen en ook Oost-Vlaanderen wordt Etappengebied. Van hieruit wordt het Duitse leger – en ook Duitsland zelf – bevoorraad. Er wordt niet enkel voedsel opgeëist, maar ook arbeidskrachten. Ondermeer in het College der Paters Minderbroeders in de Luikstraat wordt een Kriegslazaret ingericht, waar gewonde frontsoldaten worden verzorgd om nadien terug naar het front gestuurd te worden.

Het Etappengebied wordt onderverdeeld in Kommandanturen. Lokeren is de grootste Kommandantur van het Waasland en strekt zich uit van Zeveneken tot Doel. Lokeren is immers perfect centraal gelegen tussen Antwerpen, Gent, Dendermonde en de Hollandse grens. Aan het hoofd van de Kommandatur staat een kolonel, die samen met zijn officieren een waar schrikbewind voert te Lokeren.

In de loop van 1914 wijken heel veel mensen uit naar het neutrale Nederland. Niet enkel Belgen, maar ook Duitsers. Om hieraan een einde te stellen, installeren de Duitsers in 1915 een elektrisch geladen afsluiting (ook dodendraad genoemd) langsheen de Belgische grens met Nederland waarop ze een spanning van 500 à 2.000 volt zetten. Er staan ook bewapende bewakingsposten langsheen deze kilometers lange afsluiting. Toch slagen velen er nog in over de grens te komen.

Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – www.waaserfgoed.be

Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas – http://www.waaserfgoed.be – De Dodendraad

Spionnen en smokkelaars

Aan de grensdraad wordt heel veel gesmokkeld: niet enkel etenswaren en vlas, maar bijvoorbeeld ook brieven van soldaten.  Enerzijds zijn er de avonturiers die met smokkelen grof geld verdienen, maar die tegelijk voor een zekere aanvoer van voedsel zorgen – zij het meestal aan woekerprijzen – voedsel dat anders toch maar door de vijand wordt opgeëist. Anderzijds zijn er de mensen die in dienst van de Belgische en Engelse inlichtingendienst belangrijke militaire informatie de grens over smokkelen.

Aan het hoofd van deze inlichtingendienst staan de gebroeders Verschraegen uit Moerbeke. Zij zijn aanwervers en koeriers.  Meer dan anderhalf jaar lang brengen zij duizenden rapporten over naar Nederland met inlichtingen over vliegtuigen, forten en legers. Eén van de medewerkers van de gebroeders is Frans Geerinck, zaalwachter in het station van Lokeren. Hij houdt nauwgezet bij welke transporten er in het station passeren, welke goederen of hoeveel soldaten ze vervoeren, van waar ze komen en waarheen ze rijden. Ook zijn zoon Raymond, die ‘schrijft op een postbureel’ te Brussel, helpt hierbij door alle rapporten van zijn vader in drukletters over te zetten. Hij doet dit op de zolder van hun woning, met zicht op het station.

In december 1917 worden de gebroeders Verschraegen, vader en zoon Geerinck en dienstoverste notaris Heirman uit Lokeren-Nieuport opgepakt. Ze worden gefolterd in de gevangenis te Gent. In maart 1918 wordt Frans veroordeeld tot tien jaar dwangarbeid, Raymond wordt vrijgesproken bij gebrek aan bewijzen.  Notaris Heirman wordt veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid en de gebroeders Verschraegen worden ter dood veroordeeld.

Restanten van de Grote Oorlog in Lokeren

In Lokeren zijn er niet veel restanten meer die herinneren aan de Eerste Wereldoorlog. Café De Patrijs waar de Belgische soldaten zich omsingeld voelden langsheen de ‘Zeelschen Steenweg’, staat er bijvoorbeeld niet meer. Ook de paraplufabriek in de Roomstraat – bij de Lokeraars beter bekend als Caravelle Sport – die dienst deed als gevangenis, werd recent nog afgebroken.

Gelukkig waren er Lokeraars die dagboeken bijhielden of andere geschriften, zoals journalist Cyriel Vlaminck die interviews afnam van mensen die de oorlog hadden meegemaakt. In 1923 verscheen van hem het boek ‘Het Etappengebied in België tijdens den oorlog 1914-1918’ op 70.000 exemplaren. Dit werk biedt een schat aan levendige taferelen en persoonlijke getuigenissen over de Eerste Wereldoorlog in Lokeren en omstreken.

Projecten ter herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog

In 2014 zullen in Lokeren evenementen en activiteiten worden georganiseerd om de gebeurtenissen van honderd jaar geleden te herdenken. Zo komen er publicaties, ondermeer van het levenswerk van Marc De Roep. Hij ging op zoek naar het leven, de dood en de grafplaats van 100 van de circa 125 gesneuvelden uit Lokeren, Daknam en Eksaarde.

Mogelijks wordt alle info met betrekking tot de herdenking van de Eerste Wereldoorlog online gezet op een  subwebsite van een vernieuwde www.lokeren.be.

Er komt een tentoonstelling en Rudi De Clercq zal lezingen geven over de Grote Oorlog te Lokeren: ‘Het wordt geen echte gidsbeurt door de stad, maar eerder een lezing’, zegt Rudi, ‘net omdat er zo weinig tastbare restanten overgebleven zijn in de stad.’

Als Rudi De Clercq vertelt over Lokeren in de bange dagen van de zomer en herfst in 1914, dwaal je in gedachten mee door de Lokerse straten waar mensen op de vlucht slaan, waar je kanonschoten hoort, waar het monster van de oorlog je dreigend op de hielen zit. Dit worden lezingen om naar uit te kijken!

Antwerpen 1914 door Thomas G. Maes

Maes, Antwerpen 1914

Thomas Maes brengt het verhaal van de belegering en de val van Antwerpen in de eerste maanden van de ‘Grote Oorlog’. Een verhaal dat de voorbije honderd jaar grotendeels vergeten is. Het  boek herneemt ook oude dagboekfragmenten uit ‘De val van Antwerpen’ van Jozef Muls, die in 1914 dag per dag beschreef wat er in de stad gebeurde tot de bezetting door de Duitsers.

Antwerpen1914

‘Antwerpen 1914’ werd ter gelegenheid van de Cultuurmarkt te Antwerpen (25 augustus 2013) op het ‘schoon verdiep’ voorgesteld aan pers en publiek. Ook ex-burgemeester Bob Cools was hierbij aanwezig. Huidig burgemeester en historicus Bart De Wever verzorgde de inleiding en ontving het eerste exemplaar van het boek uit handen van de auteur zelf.

Thomas Maes vertelde hoe het al heel lang zijn droom was een boek te schrijven. Hij was van plan dit verhaal te situeren in Antwerpen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Bij zijn opzoekingen naar achtergrondinformatie over Antwerpen in deze periode, vond hij niet veel bruikbaars, hoogstens enkele paragrafen.

Nochtans speelde Antwerpen een cruciale rol tijdens de eerste maanden van de oorlog.  Weinig mensen weten dat het eerste grote Belgische slagveld van de Eerste Wereldoorlog, met loopgraven en artillerieduels, heldenmoed en nutteloze offers rond Antwerpen lag.

Maes zette zijn speurwerk verder en werd gebeten door een nieuwe passie: een boek schrijven over wat er in Antwerpen gebeurde tijdens de grote oorlog, nu (bijna) honderd jaar geleden. Het resultaat is ‘Antwerpen 1914’ : het verhaal van een stad die tijdens de eerste oorlogsmaanden hoofdstad van België werd. Een stad met twee grote fortengordels die onneembaar werd geacht en tóch in Duitse handen viel. Maar ook al duurde de slag rond Antwerpen maar enkele weken, toch zou dit het verdere verloop van de oorlog bepalen.

Dank zij ‘Antwerpen 1914’ is de rol van ’t stad in de Grote Oorlog in ere hersteld.  In het kader van de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog staat ook in Antwerpen de komende maanden en jaren heel wat te gebeuren. Alle informatie hierover vind je op www.antwerpen1914-1918.be.

296 blz. – prijs € 22,95 / Publicatiedatum: 25 augustus 2013 / Uitgeverij Houtekiet