Op 17 oktober 2014 organiseerde de Provincie West-Vlaanderen een groots project onder de naam ‘Lichtfront’. Over 84 kilometer, van Nieuwpoort tot Ploegsteert, stonden 8.750 mensen met een lichtfakkel in de hand: een eenmalige en unieke evocatie van de frontlijn zoals die tot stand kwam in oktober 1914, na de onderwaterzetting van de IJzervlakte en na de Eerste Slag om Ieper.
(Minstens) vier van deze meer dan achtduizend fakkeldragers waren Mellenaars: een bevriend koppel, mijn echtgenoot en ik. Wij stonden samen met de andere Vrienden van het In Flanders Fields Museum (VIFF) in de zone IE3, te Ieper. Voor de fakkeldragers van de VIFF waren 11 deelzones voorzien, hierbij sloten nog eens 9 andere deelzones aan om de volledige hoofdzone IE3 te vormen.
De zone die de VIFF voor zich nam strekte zich uit van de Komenseweg (vanaf kruispunt met de Palingbeekstraat – toegangsweg naar de Grote parking Palingbeek), Zwarteleenstraat (Hill 60), Werviksestraat en Pappotstraat. In deze laatste straat zouden wij gaan staan.
De lijn van het Lichtfront ‘14 doorkruiste het grondgebied van tien gemeenten: Nieuwpoort, Diksmuide, Lo-Reninge, Houthulst, Langemark-Poelkapelle, Ieper, Zonnebeke, Heuvelland, Mesen, Komen-Waasten.
Hill 60
Vanaf de parking aan de Palingbeek stapten we samen met de twintig leden van onze deelzone naar de Pappotstraat, onder leiding van onze deelzoneverantwoordelijke Jan Breyne. We stapten onderweg voorbij Hill 60. Rond Hill 60 is tijdens de Eerste Wereldoorlog hevig strijd geleverd, waarbij ook gifgas werd ingezet en waarbij ondergrondse tunnels tot ontploffing werden gebracht.
Iets voor half acht was het donker genoeg om de fakkels aan te steken en kregen wij een plaatsje toegewezen, met telkens een afstand van zo’n tiental meter tussen ons in.
De meeste fakkeldragers waren West-Vlamingen, maar er waren ook mensen uit andere provincies, zelfs uit andere landen. In onze groep was ook Jack uit Groot-Brittannië en wij, de vier Mellenaars.
Wij waren echter niet de enige Mellenaars die waren betrokken bij deze grootse evocatie. Naast de frontlinie met de fakkels, werden er in negen betrokken West-Vlaamse gemeenten ook artistieke vuurinstallaties opgesteld, geïnspireerd op de historische achtergrond van negen historische plaatsen. En deze vuurkunstwerken waren creaties van De Vuurmeesters uit Melle.
Eén zo’n kunstvuurwerk werd gerealiseerd op een paar honderd meter van ons vandaan, op Hill 60: paarden en dansers voerden er een choreografie uit tussen vijftig brandende boomstammen. De uitvoerders wilden hiermee benadrukken dat zowel het landschap, de soldaten als de dieren sterk onder de oorlog hebben geleden.
De andere vuurkunstwerken stonden aan het Sluizencomplex in Nieuwpoort, de IIzertorensite in Diksmuide, Drie Grachten in Houthulst, het Soldatenfriedhof in Langemark-Poelkapelle, Tyne Cot Cemetery in Zonnebeke, Pool of Peace in Heuvelland, het voetbalveld in Mesen en Memorial to the Missing in Ploegsteert.
En toen werd het stil
Wij zagen geen van deze spektakels, omdat we op dat moment zelf één van de duizenden lichtjes droegen. Wij stonden stil, met de fakkel in de hand. Eerst wat onwennig links en rechts kijkend, onze ogen moesten nog wennen aan het duister, waar zich een lint van lichtjes doorheen slingerde. Eerst werd er hier en daar nog wat gepraat, al was dat niet eenvoudig – als je op tien meter van elkaar staat.
Toen wij eindelijk stil werden, hoorden we de vogels. Geen gewone nachtvogels, maar hele zwermen vogels die boven de bomen opvlogen en veel kabaal maakten. Mijn vriendin had een goede uitleg hiervoor: ‘bij het zien van de vele fakkels, denken de vogels dat er brand is uitgebroken in het bos, ze slaan alarm.’
Op dat moment dacht ik voor het eerst die avond aan honderd jaar geleden. Ook toen zal de rust van de vogels in dit oorlogsgebied zijn verstoord. In die tijd was het ’s nachts nog écht donker en stil, zonder het voortdurend aanwezige geluid (ver weg of dichtbij) van autowegen, vliegtuigen en andere machines – zoals we dat nu kennen. Toen moeten het lawaai, de stank en het vuur van de oorlog de vogels en andere dieren – en ook de mensen – de stuipen op het lijf gejaagd hebben.
Terug naar 2014. De vogels vlogen weg, de stilte kwam terug. En stil was het, daar in het bos in de Pappotstraat. Voor eventjes toch, want toen hoorden we de helikopters dichterbij komen. Ze vlogen tussen Nieuwpoort en Ploegsteert om opnames te maken van deze unieke herdenking, die de naam Lichtfront gekregen had.
Waar eens een vuurlinie was, het oorlogsfront, daar vormden nu duizenden een menselijke ketting met fakkels. Een lichtfront dat vrede symboliseert en respect voor wie hier honderd jaar geleden door de hel ging. Ik dacht aan Cesar Ongenae, de oudste broer van mijn grootvader. Honderd jaar geleden, op 11 oktober 1914, kwam Cesar met zijn regiment aan op de verdedigingslinie van de Ijzer. Eerst waren zij in Nieuwpoort gelegerd, later kwamen zij onder het bevel van de Franse Admiraal Ronarch, de commandant van de brigade Franse marinefuseliers. Tot 9 november 1914 streden Cesar en zijn kompanen samen met de Franse troepen aan het bruggenhoofd van Diksmuide.
Ik kan me niet half voorstellen hoe Cesar de oorlog heeft beleefd, hij en de vele andere soldaten met zoveel verschillende nationaliteiten. Maar de fakkel droeg ik dat ene uur vooral voor hem. Met fierheid, met verdriet, met respect en met spijt. Voor hem en voor de miljoenen slachtoffers van de Grote Oorlog.
Een uur lang stonden we daar met onze fakkel. De kilte kroop in mijn lijf, maar in mijn hart was er een warme gloed door de verbondenheid met de duizenden mensen die daar die avond samengekomen waren in het teken van de vrede.
In naam van de vrede.
Namenlijst
Tijdens het Lichtfront startte ook de projectie van de ‘Namenlijst’. Een lijst van 600.000 namen van slachtoffers die vielen op Belgische bodem, ongeacht hun nationaliteit, ongeacht of ze burgers of militairen waren. Hun namen werden als stille hommage geprojecteerd op drie iconische gebouwen in de Westhoek: op het Albert-I monument in Nieuwpoort, de IJzertoren in Diksmuide en de Belforttoren in Ieper.